Samenvatting Inleiding tot het recht: deel 2 professor A. De Boeck

Inleiding tot het recht
Luik 2




Hoofdstuk 1 & 2: algemeen verbintenissenrecht

Indeling volgens bron
- Onstaan uit een overeenkomst
- Onstaan uit een onrechtmatige daad
 Fout die iemand maakt waarbij schade wordt berokkend aan iemand
anders
 Geen contracuele verhouding  buitencontractueel

Vooraf : verbintenis =?
1ste kwalificatie : “ afdwingbare juridische band tussen twee of meer personen met
prestatieplicht : iets doen, geven of niet doen”

- Vb. verbintenis om iets niet te gaan doen = niet concurrentie beding. In het
contract van een arbeider staat dat hij na het stopzetten van zijn contract een jaar
niet bij de concurrentie mag gaan werken.
- Vb. A(verkoper)  B(koper) = koop
 A heeft de verplichting de zaak te leveren op een afgesproken moment
 1ste verbintenis = leveringsplicht
 2de verbintenis = garantieplicht
 B heeft de plicht de zaak te aanvaarden
 1ste verbintenis = plicht de zaak te aanvaarden
 2de verbintenis = betalingsplicht
- Vb. schenking is ook een contract. Diegene die de schenking ontvangt moet deze
(impliciet) aanvaarden
- Vb. ruil.
- Bij al deze contracten zijn er verbintenissen
- Een contract bestaat meestal uit 2 of meer partijen
 Schuldeiser
 Bv. verkoper is schuldeiser voor de betalingsplicht + aanvaarding
 Bv. koper is schuldeiser van de in ontvangsname + betalingsplicht
 Schuldenaar
 Bv. verkoper is schuldenaar voor de leveringsplicht + garantieplicht
 Bv. koper is een schuldenaar van de betalingsplicht + plicht om de
zaak te aanvaarden
 Beoordelen per verbintenis!

2de kwalificatie : “inspanningsverbintenis of resultaatsverbintenis : onderscheid en
belang voor bewijs, onderscheid criterium, voorbeelden”

,- Op basis van intensiteit
- Inspanningsverbintenis
 Diegene die de prestatie moet leveren moet zijn best doen om de
verbintenis na te komen
 Engagement om je best te doen
 Wordt aansprakelijk gesteld als hij de verbintenis niet nakomt  te wijten
aan een fout
 Foutaansprakelijkheid
- Resultaatsverbintenis : diegene die de prestatie moet leveren moet een
concreet resultaat behalen
 Wordt altijd aansprakelijk gesteld
 Wordt niet aansprakelijk gesteld wanneer er overmacht is
- Bv. contractuele relatie tussen cliënt en fiscaal advocaat.
 Advocaat wordt gevraagd om het dossier te bekijken en daarna een advies
te geven aan de cliënt = advies
 Advies
 = inspanningsverbintenis : advocaat gaat zijn best doen om een
deftig advies te geven
 wanneer de cliënt het advies zou aanvechten dan moet hij wel iets
bewijzen
 Na het advies komt hij tot de conclusie dat er stappen moeten gezet
worden bv. bezwaargeschrift of procedure voor de rechtbank. Hij moet
rekening houden met procedureregels (termijn,..) De advocaat heef de
verplichting om de termijn te respecteren
 = resultaatsverbintenis : we verwachten dat hij de regels van het
Ger.W. gaat toepassen
 op dit niveau is de advocaat aansprakelijk omdat hij een fout heeft
gemaakt maar deze fout moet niet aangetoond worden
 cliënt moet niets bewijzen
- Bv. vrouw laat kleed wassen bij uitbater van een wassalon omdat het
een delicate stof is.
 gaat het om een resultaatsverbintenis of inspanningsverbintenis?
 Resultaatsverbintenis
 de uitbater garandeert dat hij mijn kleed deftig en proper gewassen
gaat afleveren
 in feite is het een inspanningsverbintenis
 vrouw moet een fout aantonen = MOEILIJK!!
 Moet aantonen wat er fout is gelopen in het reinigingsproces
 Hierbij moet de rechter een deskundige/ expert aanstellen
 De eiser moet het werk van de deskundige voorfinancieren
 Wanneer de eiser ongelijk krijgt daarna = kan de kosten niet
recupereren
 Wanneer de eiser gelijk krijgt = kosten van expert kan je
recupereren
 Element waardoor veel mensen al niet meer gaan kiezen om
een deskundige aan te stellen
 Waarom heeft de rechter gekozen voor een
inspanningsverbintenis?

,  In het kleed was er geen etiket meer voorzien waarop er was
instructies
 Er zijn vandaag de dag zoveel verschillende stoffen en
samenstellingen. Je mag niet verachten dat de uitbater op het zicht
de samenstelling van het kledingstuk kan achterhalen.


Modaliteiten van de verbintenis
- Voorwaardelijke verbintenis : haar onstaan of tenietgaan is afhankelijk
gemaakt van een toekomstige en onzekere gebeurtenis
 Voorwaarde kan opschortend zijn : de verbintenis bestaat al, maar
wordt voorlopig niet uitgevoerd
 Bv. zoektocht naar een woning.
 Je gaat akkoord om een woning van 300000 te kopen. Op dat
moment heb je een grote onzekerheid of je gefinancierd zal
worden door de bank via een hypothecaire lening =
toekomstige onzekere gebeurtenis op het moment dat je in
het huis staat bij de verkoper. Je wilt dan nog niet het
koopcontract tekenen. Je wilt een verbintenis maar je wilt je
eigen onzekerheid incalculeren. “Ik wens het huis te kopen
van 300000 wanneer ik binnen de twee weken vanaf nu een
lening krijg met de bank”. Principieel zitten we al in een
koopcontract.
 Voolrloping voeren we het contract niet uit
 1ste hypothese : je krijgt een lening van de bank 
opschortende voorwaarde is vervuld  koopcontract wordt
uitvoerbaar
 2de hypothese : je krijgt geen lening  opschortende
voorwaarde is niet vervuld  het contract vervalt
 Bv. Gemeente wil een nieuwe sporthal.
 De gemeente sluit een contract met een aannemer voor het
bouwen van de sporthal. De gemeente heeft een nog een
goedkeuring nodig van de provincie (bestendige deputatie).
Op het moment van het sluiten van het contract heeft ze
deze bestendige deputatie nog niet en laat die incalculeren
in de verbintenis
 De uitvoering van het contract wordt tijdelijk opgeschort. Er
is wel een contract.
 1ste hypothese : je krijgt de bestendige deputatie van de
provincie  koopcontract wordt uitvoerbaar
 2de hypothese : je krijgt geen bestendige deputatie van de
provincie 
 Kan een ontbindende voorwaarde zijn :
 Bv. een contract tussen een uitgever en een krantenwinkel.
 Krantenwinkel weet dat hij van De Morgen 100 exemplaren
verkoopt dus koopt 100 exemplaren van de uitgever.
Wanneer hij 20 onverkochte exemplaren heeft dan mag hij
deze teruggeven aan de uitgeverij en krijgt hij ook zijn geld
terug = ontbindende voorwaarde.

,  Krijg ik wel 100 exemplaren verkocht? = toekomstige en
onzekere gebeurtenis
 Ontbindende voorwaarde = hij kan de koop van 100
exemplaren ontbinden en de 20 exemplaren terugsturen (=
terugzendbeding)
 Inhoudelijk toevallige voorwaarde
 Bv. je wilt een eindejaarsvuurwerk geven.
 De stad sluit een contract met een voorwerkproducent.
Onzekerheid = het weer kan ervoor zorgen dat hij voorwerk
niet kan doorgaan. Je kan deze onzekerheid inbouwen.
 Het weer : toevallige gebeurtenis  niemand heeft ze in de
hand
 Potestatieve voorwaarde
 Bv. ik verkoop je mijn auto als ik dat wil.
 Ongeldige verbintenis art. 1174 BW
 Ze doet het engagement teniet  andere partij is
overgeleverd aan jouw willekeur (subjectief)  IN STRIJD
MET DE VERBINTENIS
 Gemengde voorwaarde
 Bv. Ik verkoop u mijn huis als ik deze zomer naar de VS zou
verhuizen als ik daar een job zou aangeboden krijgen.
 Objectief en subjectief gemengd
 Subjectief : buitenlandse werkgevers
- Verbintenis met tijdsbepaling : uitvoering of uitdoving van de verbintenis
is afhankelijk van toekomstige en zekere gebeurtenis
 De tijd zelf moet nog niet bepaald zijn
 Opschortende tijdsbepaling : de verbintenis bestaat al maar wordt
nog niet uitgevoerd
 Bv. ik verkoop mijn auto wanneer mijn vader overlijdt.
 Wanneer mij vader overlijdt = toekomstige zeker
gebeurtenis
 Ontbindende tijdsbepaling : de verbintenis wordt al uitgevoerd
maar bij het intreden van de tijdsbepaling dooft ze retroactief uit
 Bv. ik sluit nu al een contract voor een maand een job in de
zomer van 2019.
 Bv. ik huur voor 2 weken een appartement aan zee. De
uitdoving is voorzien in het contract dus na 2 weken zal het contract
uitdoven.

Verbintenis met meerdere subjecten
- Pluraliteit : meerder SE tgo één SA of meerdere SA tgo één SE : regel :
splitsing of deelbaarheid van de verbintenis
 Bv. een huurcontract waarbij verschillende studenten een groot
appartement huren.
 Verhuurder sluit een huurovereenkomst met meerdere studenten
 Pluraliteit aan de kant van de schuldenaars = passieve pluraliteit
 Meerdere huurders
 Huur : 900. De verhuurder moet de huur opsplitsen in 3X 300.