100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting inleiding in de filosofie met inbegrip van wetenschapsleer

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
90
Geüpload op
01-06-2024
Geschreven in
2023/2024

Smv van de powerpoints, aangevuld met lesnotities en de cursus Redelijk uitgebreide samenvatting (extra uitleg, voorbeelden..), wel complete smv


















Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Nee
Wat is er van het boek samengevat?
Onbekend
Geüpload op
1 juni 2024
Aantal pagina's
90
Geschreven in
2023/2024
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

INLEIDING IN DE FILOSOFIE MET INBEGRIP VAN WETENSCHAPSLEER


INLEIDING
PLATO’S GROT

Mensen in een grot vastgeketend, achter hen is een muur met daarachter vuur.
Andere mensen lopen hier voorbij en vormen schaduwen. De vastgeketende
mensen zien enkel schaduwen  de schaduwen = de realiteit voor de
grotmensen. Wanneer er 1 iemand uit de grot wordt gehaald en naar buiten
wordt gebracht, ziet deze de echte wereld. Hij gaat in shock terug naar binnen in
de grot  reactie van de anderen wanneer hij vertelt dat wat zij zien niet de
echte wereld is maar schaduwen: hij wordt gezien als gek

De ervaring van de gevangene is zowel passief als actief

 Passief: het moment van betekenisverlies wanneer iets je overkomt (bv:
een trauma)  zo gaan we dingen op een andere manier bekijken
 Actief: dit moment cultiveren en dat wat vanzelfsprekend is in vraag gaan
stellen

Het voorwerp van verwondering in de filosofie is alles, filosofie vertrekt vanuit de
verwondering. Filosofie gaat uit van het besef dat de wereld niet is zoals ze lijkt
 moment van vervreemding: we gaan het gewone als vreemd zien



NIETZSCHE

1) kameel: lastdier = waarden en opvattingen uit jeugd, geen last  paniek

2) leeuw: creëert ruimte, je moet  ik wil

3) kind: creëren, onafhankelijkheid, zelf waarden en opvattingen creëren,
waarom?

 De werkelijkheid wordt onze 2e natuur  dus als voorwerp voor kritische
reflectie
 We kennen de werkelijkheid niet, want we leven niet in The Real (=
werkelijkheid met een sluier overheen, sluier = symbolische orde die wij de
werkelijkheid noemen



ZIZEK

Mensen worden niet geboren in de realiteit, maar wat wij de werkelijkheid
noemen, is een vooraf geordende structuur = symbolische orde

 Bv: een kind dat met lego speelt, bouwt iets en breekt het vlak erna weer
af. Wanneer een volwassene iets bouwt uit lego, zet hij dit op de kast en

1

, mag dit niet meer kapot gaan en gaat dit dus beschermen  verschil in
percepties: een volwassene vergeet dat het maar een bouwsel is



FILOSOFIE EN IDEOLOGIE

Filosofie = wetenschappelijke discipline, bevat argumentatie, technisch
vocabularium, stelling poneren

 Verwondering blijft in het spel: blijft kwetsbaar  niet dit en dat, maar
a.d.h.v. enkele theorieën creëer je je verschillende waarheden  stelt zich
open en er is ruimte voor kritiek en vragen

Ideologie = definitieve zekerheden die het bestaan ordenen, er is geen ruimte
voor kritiek, conservatief

De verwondering keert steeds terug, waardoor het bereikte opnieuw ter discussie
wordt gesteld. Zo lijkt het dat filosofie nooit tot definitieve resultaten lijkt, maar
er is een voortdurende verfijning van het denken  resultaten geboekt (bv:
slavernij langzaam verbieden (van enkelingen tot in de wet))



HISTORICITEIT VAN DE FILOSOFIE

De historische context is belangrijk, de vragen en antwoorden zijn cultureel
bepaald en verschillen in tijd en ruimte

 Spatio-temporele context: vragen en antwoorden veranderen voortdurend

Filosofie is wezenlijk historisch, is historisch bepaald

 Hegel: die Philisophie ist ihre Zeit in Gedanken erfasst  de filosofische
vragen en antwoorden zijn altijd de uitdrukking van een welbepaalde
tijdsgeest
 Ons denken, of elke uiting van filosofisch denken in de geschiedenis, is niet
alleen ingegeven door de resultaten van voorafgaande reflectie, maar is
zelf een historisch gesitueerde uiting van hoe mensen omgaan met de
werkelijkheid

Ook de interpretatie is historisch bepaald, want je kan niet zeggen “alles
historisch is, maar jezelf niet”, dus die historische context die jou kenmerkt,
beïnvloed je eigen interpretatie van de historische context

Het historisch object en subject zijn geen objectieve en buitenhistorische
maatstaven (we kunnen niet ontsnappen aan geschiedenis)

 Object: het waargenomen/de interpretatie
 Subject: de waarnemer/interpretator




2

,WERELDBEELDEN

Een wereldbeeld is een bestaanshorizon/kader waarin we zijn ‘geworpen’  we
kiezen onze ouders niet, onze woonplaats, omgeving..  dat is allemaal voor ons
gekozen

 Het is slecht gedeeltelijk expliciteerbaar, het is een bril die je niet kan
afzetten, je kan nooit buiten die bril naar de werkelijkheid kijken
 Het kan veranderlijk zijn; er ontstaan breuken en revoluties in de tijd door
gebeurtenissen
 Hierbinnen wordt het heden geordend, de toekomst verwacht en het
verleden geïnterpreteerd
 Het wordt geleidelijk ontwikkeld door reacties op problemen, niet door
bewuste keuzes

Wijsbegeerte vs wereldbeeld

 Kan ook conservatief-legitimerend zijn
 Ook kritisch-progressief




3

,DEEL 1: DE LOTGEVALLEN VAN
DE FILOSOFISCHE RATIONALITEIT
HOOFDSTUK 1: WIJSBEGEERTE BINNEN DE
ANTIEKE BESTAANSHORIZON
HET ONTSTAAN VAN DE WIJSGERIGE RATIONALITEIT

VAN MYTHOS NAAR LOGOS

Wilhelm Nestle (enkel Arische ras)

1e strategie: mythos/verhaal

 Grond-leggende gebeurtenis
 Niet kritisch (trekt de geldigheid van haar verklaringsmodellen niet in
vraag)
 Normatief (verklaard niet alleen waarom de dingen zijn zoals ze zijn, maar
ook waarom ze zo moeten zijn) en legitimerend

Cultuurshock 6e eeuw

 Kolonies en handel zorgen voor contact met vreemde volkeren (en ook de
goden van die andere volkeren, de goden van ieder volk lijken op die
mensen van dat volk)  nieuwe wereldbeschouwing
o Antropomorfisme = menselijke eigenschappen geven aan niet-
menselijke wezens
 Mondelinge naar schriftelijke cultuur; men wou de tekst, niet slechts een
mondeling verhaaltje. Hierdoor kwam er veel kritiek op de mythe
 Nieuwe wereldbeschouwing

Alternatieve strategie: logos/rede/uit-leg

 Logos = universele geldigheid, objectieve inzichtelijkheid en systematische
ordening (over te verklaren fenomenen)
 Alle situaties waar uitleg verschuldigd is, vragen om logos. Die uitleg die
gegeven wordt, zal moeten beantwoorden aan de vereisten va
universaliteit, objectiviteit en systematiek
 De verklarende waarde van de mythen is dan definitief weg, en men gaat
op zoek naar een logos, een rationele verklaring

Mythos  mytho-logie  logos

 In de overgang van mythos naar logos ligt het Griekse wonder
 Tal van goddelijke krachten animeren de natuur  desacralisering natuur:
het goddelijke/heilige wordt uit de natuur gehaald




4

,  In Griekse handen wordt kennis getransformeerd tot een ‘weten omwille
van het weten’ = theoria. Theoria wordt de zuiver beschouwelijke activiteit
van de wetenschapper.
 voedingsbodem van de Griekse mythologie? Griekse wonder


DE NATUURFILOSOFEN: HET ONTSTAAN VAN EEN KOSMOLOGIE

Filosofie ontstaan als natuurfilosofie

 Gedecentraliseerde natuur als phusis (= iets dat op zichzelf verklaard kan
worden)
 Natuur = organisme
 Kosmos = ordening  mooi, vanwege de redelijkheid
o Kosmo-logie: mijn redelijkheid is parallel met die van de natuur
zodat ik de natuur kan begrijpen op grond van arché (= het
beginsel, de bouwsteen, het eerste element)
o Realisme: parallel  idealisme: bestaat die parallel wel?, ik weet
niet of de werkelijkheid wel zo is hoe ik denk dat het is  in eerste
instantie een natuurfilosofie
 Materialisme: oer-stof

Rafael: school van Athene  Plato en zijn leerlingen, Aristoteles
(tegenovergestelde bewegingen), Heraclitus, Parmenides, Socrates




HERACLITUS: ‘ALLES VLOEIT’




Wat is echt/de werkelijkheid?

 Verandering wat je met je zintuigen ziet (filosofie van het worden)
 Je mag je zintuigen vertrouwen (je ziet seizoenen, dingen sterven, jezelf
veranderen/groeien..)




5

,  De wereld is onderhevig aan een constante stroom der dingen “alles vloeit,
niets blijft” (permanente flux), de verandering is permanent en niets is
stabiel of onveranderlijk
 Door deze voortdurende verandering kan de wereld als kosmos bestaan
o Theorie: eenheid der tegengestelden: de werkelijkheid bestaat uit
dingen die in conflict zijn maar die een eenheid vormen; spanning
tussen tegengestelden is wezenlijk voor de orde van de aarde
 Tegengestelden zijn complementair
 Overgang van tegengestelden in elkaar
 Ambiguïteit/dubbelzinnigheid
o Conflict = constitutief (zorgt ervoor dat er iets komt, dat er iets
gaat bestaan). Gelooft ook in 1 arché  vuur is de materiële basis
van alles

Hulpmiddel/woordspel voor theorie:

 Bv. bíos = leven, biós = boog (in Grieks)  tegenstellingen in boog: rust en
spanning  de eenheid hiervan maakt een boog een boog  door de
spanning
 Bv. Oorlog is vader van alles  men strijd met elkaar + strijd van
tegengestelden onderling
 Bv. je kan niet 2x dezelfde rivier afdalen, vanwege de
beweging/verandering
 Zie fragment 1  gedachtegang, rationeel argument is altijd geldig =
logos  mijn logos is in staat om de logos van de kosmos bloot te leggen
 mijn logos is een afspiegeling/parallel van de werkelijkheid ofwel de
logos van de werkelijkheid
 Zie fragment 30  ordening = kosmos  dit heelal, niet door de goden
gemaakt, heeft een eeuwig levend vuur dat ontbrandt en dooft
(voor elke Griek is er geen einde of begin aan de kosmos, was er altijd en
zal er altijd zijn)
 Zie fragment 53  “Oorlog is de vader van alles”  dus het
tegengestelde is de begin van alles

PARMENIDES: ‘HET ZIJNDE IS’

 ook hier 11 verzen, geen volledig werk  een reconstructie van
zijn theorie

Zijn werk met titel ‘over de natuur’ bestaat uit 2 delen

 Mening (behandelen wij niet)
 Waarheid
o Zie fragment B2: een godin is aan het woord  mythos
zit nog in de filosofie en zal hier altijd in blijven. Dit is
poëzie, maar dit betekent niet dat het geen logos is

Filosofie van het zijnde. Zintuigen verwerpen en niet vertrouwen. Het gaat om de
logos


6

,Vraag: is of is niet?  is het of is het niet?  wat is het of wat is het niet?

Het is = alles waarover je kan spreken of denken

 Het is en het is het niet? (ik ben in Leuven en tegelijkertijd niet in
Antwerpen).  Dit kan niet, want als je je beperkt tot 1 zaak is het altijd
het een of het ander, je kan niet tegelijkertijd iets wel en iets niet zijn
 Is het niet? Kan je zeggen dat de dingen waarover je kan spreken en
denken dat die niet bestaan?  nee, anders zou je er niet over kunnen
spreken. Dit is essentieel, het gaat over bestaan (immaterieel)  het moet
op een andere manier bestaan, anders kan je hierover niet spreken of
denken (als je over het niet-bestaande kunt praten, is dit een tegenstelling
want dan bestaat het toch)

 beide vallen weg, dus wat blijft over? Alles waarover je kan spreken en denken
bestaat, het is noodzakelijk dat het bestaat

Dus is het of is het niet?  het is

 Zie fragment B2: het is waar omdat de godin de logos representeert ( de
verschillende opties staan in dit fragment )

Conclusie: het zijnde is, het niet-zijnde is niet (niet enkel focussen op materieel
bestaan (bv: bestaan Pokémons? Ja))

 Zijnde
o Niet ontstaan: als het ontstaan was, was ervoor niets, maar dat kan
niet, want het niet-zijnde is niet (kan om dezelfde reden dus ook niet
vergaan)
o Ondeelbaar: qua zijn is er geen hiërarchie, jij bent niet meer dan ik
o Onbeweeglijk: waar zou het naartoe bewegen? Naar iets waar niets
is? Nee, want het niet-zijnde is niet
o Begrensd: duidelijk gedefinieerd, maar geen anderen kent van de
grens
o Volmaakt: het kan niet beter worden, want anders is er een
element van het niet-zijn, maar het niet-zijnde is niet, je kan dit
beter niet introduceren, want dit is er niet
o Bolvormig: elk punt ligt op dezelfde afstand
o Identiek

Hoe we deze 2 gaan verzoenen, zien we later

Aristoteles: Parmenides kan geen onderscheid maken tussen waarneembare en
niet-waarneembare principes

Nog enkele natuurfilosofen

 Atomisten: kwantitatief verschillende bouwstenen
 Pluralisten: kwalitatief verschillende elementen, de 4 elementen zijn
water, aarde, lucht en vuur
 Zeno principes

7

,HET ONTSTAAN VAN EEN ETHIEK

Filosofie bestaat uit 2 delen; theoretisch en praktisch

 Theoretisch: metafysica, epistemologie, wetenschapsfilosofie, logica
 Praktisch: politiek, sociaal, ethiek, kunst

Wat vinden wij goed of slecht?

Kritiek op de mythe en desacralisering  ethiek was in de eerste instantie
religieus gefundeerd, er ontstond een druk tussen physis (= natuur) en nomos (=
wet, cultuur)

 Dit is het ontstaan van de democratie. De democratie brengt de vraag over
wat ethisch is
 Bloedwraak moet verboden worden; geweld wordt weggehaald en is een
monopolie van de staat
 Phulai  dèmoi: ook in de politiek wordt een rationalisering doorgevoerd:
de Atheense staat, die voordien werd onderverdeel in familieclans (phulai),
wordt nu geordend in louter geografische districten (démoi)
 Goed of slecht is subjectief en is afhankelijk van afspraken  ethisch
vacuüm ??

HET RELATIVISME VAn DE SOFISTEN

Deze theorie komt van de sofisten bv: het regent dus ik ben nat ≠ ik ben nat dus
het regent (logica)

Rondtrekkers die scholing geven: erg retorisch (hoe overtuig ik mensen en hoe
krijg ik de massa mee?)

 democratisch Athene: logos  monoloog

Homo-mensua = de mens is de maat van alles ( geen kennis van ultieme
waarheid nodig)(bv: de ene mens doucht met warmer water dan een andere
persoon, wat voor de ene persoon warm is, is voor de andere persoon koud, bv:
rechtvaardigheid)

 Het relativisme (hangt af van een persoonlijk standpunt)
o Maar “alles is relatief”  deze uitspraak is absoluut, niet relatief

Opportunisme vs gefundeerd relativisme ??

SOCRATES – REALISME

Socrates was een vervelende man vanwege zijn manier van werken. Hij valt
mensen lastig door vragen te stellen en hun oordelen te bekritiseren

Relativisme  ethisch intellectualisme/inzicht (reactie tegen het morele
relativisme)


8

,  Deugd = inzicht  als ik weet wat juist/rechtvaardig is, zal ik ook zo
handelen, als je niet juist handelt, weet je niet wat rechtvaardig is (bv:
criminele jeugd  ze weten niet wat juist is door hun foute jeugd)
 Dus op grond van een handeling zelf kan je niet weten of die rechtvaardig
is (bv: op dat ga je je anders gedragen om een goede indruk te maken 
niet rechtsvaardig)

Monoloog  dialoog

 Hij speekt de onwetende, om zo te komen tot de echte waarheid
 Zie 2 citaten, p36-37: “Daarom ga ik nog steeds rond..”  Socrates gelooft
dat rechtvaardigheid niet relatief is, maar heeft dezelfde betekenis als
iedereen en is absoluut (bv: uw driehoek is mijn driehoek)

Socratische ironie

 Dit liep niet goed af, hij kreeg 2 aanklachten (iets met de jeugd en goden)
en hij krijgt de doodstraf (gifbeker). Hij kon hieraan ontsnappen, maar
deed dit niet  hij wijst naar boven “we moeten als clitios..”  hij ziet de
dood als een bevrijding naar de ideeënwereld, hij kiest voor de straf



DE FILOSOFIE WORDT EEN SYSTEEM

PLATO

Veelgebruikt citaat wanneer het over Plato gaat:

“The safest general characterization of the European philosophical
tradition is that it consists of a series of footnotes to Plato. I do not mean
the systematic scheme of thought which scholars have doubtfully
extracted from his writings. I allude to the wealth of general ideas
scattered through them.”

 Op 3 manieren interpreteren
o Platonisme (= gedachte/theorie van Plato) worden doorheen de tijd
overgenomen door platonisten (= aanhangers van Plato)
o Niet enkel een verduidelijking van zijn theorie, maar er wordt ook
teruggegrepen op zijn theorie om aan te tonen dat het platonische
systeem wankel is
o Hij heeft ons een vocabulaire gegeven  bepaalde etymologie,
platonische concepten


Context

 Context – Aristocratische familie: spartaans regime, macht is erfelijk ( niet
belangrijk, puur informatief)
 Intellectuele en historische context
o Ethisch relativisme: wat moet er gebeuren met ethiek?

9

, o Politieke overgangsperiode: de Grieken hadden de perzen verdreven
 Athene tegen Sparta (Peloponnesische oorlog, gewonnen door
Sparta)  Thebe komt aan de macht  na een tijd komt Alexander
de Grote aan de macht
o Immoreel politiek sterven
o Stabiel, daarna komt democratie
o Beginnende politici zijn alleen overtuigd door ambitie en zijn niet op
zoek naar de waarheid
o Dionysius II als filosofische koning (aangesteld door Plato), maar dit
werkte niet
o Plato is de grondlegger van de academie

DE ZIEL – PLATO VS PLATONISME

 Hier wordt niet het systematische schema mee bedoeld dat geleerden
hiervan hebben gemaakt
 We hebben geen totale theorie van Plato, alleen dialogen (maar Plato is
hier niet aan het woord, alleen getuigen  Socrates is de spreker van
Plato’s gedachtegoed
 Verschillende dialogen spreken elkaar tegen (vaak oudere tegen nieuwe)
 Plato heeft een ongeschreven leer, een theorie die niet is neergeschreven
en meegedeeld

Socratische ethiek: Socrates was de leermeester van Plato (wat is
rechtvaardigheid?) en hij gaat zijn gedachten voortzetten. Primaire interesse van
Plato is ethisch, overgenomen van zijn leermeester

Zielsleer: ziel = zelfbewegend principe dat kan reïncarneren. Plato voegt toe dat
de ziel niet enkel de zetel is van de kennis, maar ook de moraliteit

 Pythagoras
o Plaats van de kennis
o Onsterfelijk
o Gaan over van lichaam naar lichaam
o Kern van onze persoonlijkheid
 Delen van de menselijke ziel: wanneer deze delen samenwerken is mijn
ziel rechtvaardig
o Het redelijke deel  leiding nemen  verstandigheid
o Vurig deel  dapperheid
o Begerend deel  matigheid
 Moraliteit heeft te maken met de ziel

HET INZICHTELIJKE

Inzichtelijke

 Plato zegt dat er een verschil is tussen meningen, opvattingen (soms juist
en soms fout) en kennis

Mythos?

10

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
elektrabruffaerts Vrije Universiteit Brussel
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
18
Lid sinds
1 jaar
Aantal volgers
2
Documenten
6
Laatst verkocht
8 uur geleden

5,0

1 beoordelingen

5
1
4
0
3
0
2
0
1
0

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via Bancontact, iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen