Samenvatting H1 ........................................................................................................................ 2
Samenvatting H2 ........................................................................................................................ 4
Samenvatting H3 ........................................................................................................................ 5
Samenvatting H4 ........................................................................................................................ 6
Samenvatting H5 ........................................................................................................................ 7
Samenvatting H6 ........................................................................................................................ 8
Samenvatting H7 ........................................................................................................................ 9
Samenvatting H8 ...................................................................................................................... 10
Samenvatting H9 ...................................................................................................................... 11
Samenvatting H10 & 11............................................................................................................ 12
Samenvatting H17 & 18............................................................................................................ 15
Samenvatting H19 .................................................................................................................... 19
1
,Samenvatting H1
Output, bbp, economische groei
o Output = reeël bbp
o Bbp = bruto binnenlands product = waarde van alle eindgoederen en diensten
binnen een land geproduceerd op een bepaalde tijd.
o % verandering van het bbp
Werkgelegenheidsgraad/werkloosheidsgraad/beroeps- of actieve
leeftijd/participatiegraad
o Werkgelegensheidsgraad: geeft weer hoeveel % van de bevolking op
werkbekwame leeftijd werkt
o Werkloosheidsgraad: werklozen/beroepsbevolking
Geeft weer hoeveel % van de beroepsbevolking werkloos is
o Beroepsbevolking : N + U
o Bevolking op actieve/werkbekwame leeftijg
o Participatiegraad: beroepsbevolking/werkbekwame leeftijd
Inflatie/desinflatie/deflatie/ stagflatie
o Desinflatie: er is nog inflatie maar % deelt af
o Deflatie: daling van het algemene prijspeil
o Stagflatie: stagnerende economie, maar toch inflatie.
New economy: id 2e helft vd jaren 90 en nieuwe millennium zei men dat we toegetreden
waren tot een nieuw economisch tijdperk, waar er geen sprake meer zou zijn van
achteruitgang. Bleek dus niet het geval te zijn.
Begrotingssaldo/overheidsschuld:
o Begrotingssaldo = Overheidsinkomsten- uitgaven in een kalenderjaar: uitgedrukt
als % vh bbp
o Overheidsschuld = De som van de begrotingstekorten
Crowding out/crowding in
o Crowding out = Het verdringingseffect of het koekoekseffect
Komt voor bij oplopende overheidsschuld: wanneer overheidsschuld
toeneemt gaat overheid private sector verdringen door:
Als overheid een obligatielening uitgeeft, is dit geld niet meer
beschikbaar voor private sector
Als de overheid schuld heeft en meer schuld aangaat, zal men de
rente verhogen
o Crowding in = omgekeerde koekoekseffect: wanneer overheid schuld vermindert
Er komt meer geld vrij voor private sector rente daalt
Productiviteit = De efficiëntie waarmee gemerkt wordt
o Wordt gemeten door output per werknemer
Arbeidsmarktrigiditeit = arbeidsmarkt die star is, heeft weinig instroom en uitstroom van
arbeidskrachten.
o Weinig mensen aannemen omdat het moeilijker is om te ontslaan
o Economen zeggen dat hierdoor er meer werkloosheid is
2
, Monetaire en budgettaire beleid (expansief en restrictief)
o Monetair beleid = De acties van de centrale banken (CENTRALE BANKEN ZIJN OOK
OVERHEID, MONETAIR IS OOK EEN OVERHEIDSBELEID)
Expansief: men wil de eco groei verhogen door rente te verlagen
Restrictief: men wil econ groei verlagen door rente te verhogen
o Budgettair beleid = de acties van een regering om de inkomsten en uitgaven te
veranderen
Expansief: belasting laten dalen of een verhoging van G
Restrictief: uitgaven verlagen of belastingen verhogen
Economische conjunctuur = Beschrijft de evolutie van het reëel BBP doorheen de tijd
Outputgap = verschil tussen werkelijk en potentieel BBP
o Positief= y > yn
Boom en slump
o Boom = hoogtepunt van economische conjunctuur
o Slump = dieptepunt van economische conjunctuur
Recessie en depressie
o Recessie = twee opeenvolgende kwartalen een negatieve economische groei
o Depressie = wanneer de negatieve reële economische groei meer dan 1 jaar
aanhoudt.
Bubble (assets prices) en vermogensprijsinflatie
o Bubble = wanneer de prijzen van assets (vastgoed, aandelen) stijgen naar een
onhoudbaar niveau
o Vermogensprijsinflatie = stijging van de prijzen van die assets
Voorbeeldvraag:
Welke uitspraak is juist?
a) Een speculatieve bubble die uit elkaar spat, kan leiden tot inflatie
b) Het uiteenspatten van een speculatieve bubble is kenmerkend voor een new
economy.
c) Een speculatieve bubble wordt best voorkomen door het voeren van een
expansief monetair beleid.
Fout: de rente is laag (emb) waardoor je de bubble nog groter zal maken, want
men kan nog makkelijker lenen voor vb vastgoed te kopen.
d) Een speculatieve bubble gaat gepaard met vermogensprijsinflatie.
3