Embryophyta
(ook eens lezen in de cursus, 1ste hoofdstuk deel 2 v/d cursus, 1-p7)
Inleiding
Opdeling Embryophyta
Doel: Kunnen herkennen welke groep er afgebeeld wordt
Bryophyta = mossen
de oudste groep
Monilophyta + Lycophyta (+ Pteridophyta)
Varens + microfylle sporenplanten
Spermatophyta = zaadplanten
o Gymnospermen = naaktzadigen
o Angiospermen = bedektzadigen/ bloemplanten
Deel 1: ontstaan
Fossielen
kunnen geplaatst worden in de fylogenetische boom, om zo een beter
beeld te reconstrueren
, Planten = monofyletische groep
hebben een gemeenschappelijke voorouder
De
eerste planten kwamen aan
land in het Laat-Ordocicium
(740 miljoen jaar geleden)
Daarvoor: alles gebeurde in het water
Doordat planten kwamen werd verder leven mogelijk
Er zijn 2 hypothesen over het onstaan en de verdere evolutie van de
landplanten
1. Homologe hypothese
nu verlaten
2. Antithetische hypothese
Homologe hypothese
De groenwieren = de voorouders v/d landplanten
Groenwieren: hebben een isomorfe, digenetische levenscyclus
hebben 2 morfologisch gelijke, maar in ploïde verschillende levensfasen
Bij mossen zou dit dan betekenen dat de sporofyt een nauwe relatie is
aangegaan met de gametofyt
leidde tot een parasitaire levenswijze van de sporofyt op de gametofyt
Korte herhaling:
Sporofyt: de diploïde levensfase/gedaante die na de meiose de
sporen vormt
Gametofyt: de haploïde levensfase/gametofyt die de gameten