Ons bewegingsapparaat en ons lichaam in beweging:
Week 2
A
B
Onderdeel Naam Functie & werking
A Pees C Overgang tussen spier en botweefsel
B Myofibril Zorgen ervoor dat de spier kan samentrekken
C Sarcomeer Kleinste contractie eenheid van de spier, de
functionele basiseenheid van een myofibril
D Actine Maakt beweging mogelijk en zorgt voor
samentrekking
E Dik filament: myosine Spiereiwit, een van de eiwitten die de filamenten
D
vormt die spiercontractie E
leveren, zorgt voor
verkorting van je spier
1
2
3
4
6
, 7
8
Nummer Naam Functie
1 Spiervezelbundel= fasciculus
2 Spiercelkern
3 Spiervezel Zorgt met de andere spiercellen voor het
bewegen
4 Myofibrl
5 Sarcomeer Kleinste contractie eenheid van de spier, de
functionele basiseenheid van een myofibril
6 Z-lijn
7 Myosine Spiereiwit, een van de eiwitten die de filamenten
vormt die spiercontractie leveren, zorgt voor
verkorting van je spier
8 Actine Maakt beweging mogelijk en zorgt voor
samentrekking
ATP adenosinetrifosfatase:
De chemische bron van energie voor spiercontractie. Voor spiercontractie is energie nodig
en de chemische bron ATP levert dat.
ATP = energietransportmiddel
Week 3
,Botten van de mens - Wikipedia
Nederlands Latijn Nr. op afbeelding 2.1
2 sleutelbeenderen clavicula 25
2 schouderbladen scapula 29
borstbeen sternum 10
ribben costa 28
Wervelkolom Columna vertebralis14
2 opperarmbeenderenhumerus 11
2 ellepijpen ulna 12
2 spaakbeenderen radius 13
Bekken/heup Pelvis 15
2 dijbeenderen femur 18
2 knieschijven patella 19
2 scheenbeenderen Tibia 20
2 kuitbeenderen fibula 21
, Spier Over gewricht: Beweging/Functie:
m. deltoïdeus Schouder Abductie (ante-/retroflexie + endo-/exorotatie)
Schouder Retroflexie arm: de arm naar achteren bewegen
m. triceps brachii Schouder +
Abductie arm (lange kop): de arm naar het lichaam toe
elleboog
bewegen in zijwaartse richting
Elleboog Extensie: het strekken van de elleboog
Anteflexie arm: de arm naar voren bewegen.
Abductie arm (lange kop): de arm van het lichaam af
bewegen in zijwaartse richting.
Endorotatie arm (lange kop): de arm naar binnen draaien in
het schoudergewricht.
Schouder,
m. biceps brachii Adductie arm (korte kop): de arm naar het lichaam toe
elleboog,
bewegen in zijwaartse richting.
onderarm
Elleboog: Flexie: het buigen van de elleboog.
Onderarm: Supinatie: het naar buiten draaien van de hand,
waardoor de duim van binnen naar buiten gaat wijzen
(handpalm naar boven
Samen met de M. Latissimus dorsi de sterkste adductor: de
arm naar het lichaam toe bewegen in zijwaartse richting.
Detractie: de schoudergordel naar beneden trekken
m. pectoralis major (onderste vezels).
Schouder
Endorotatie: de arm naar binnen draaien in het
schoudergewricht.
Anteflexie arm: de arm naar voren bewegen.
Hulpademhalinggspier.
Retroflexie arm: de arm naar achteren bewegen.
Adductie arm: de arm naar het lichaam toe bewegen in
zijwaartse richting.
m. latissimus dorsi
Schouder Endorotatie: de arm naar binnen draaien in het
schoudergewricht.
Detractie scapula: de schouderblad naar beneden trekken.
Nevenfunctie: hulp bij een krachtige uitademing (hoest)
m. erector spinae Wervelkolom Interspinale systeem (Mediale longitudinale systeem):
Extensie (strekken) van de wervelkolom. Afvlakken van de
kyfose en verdiepen van de lordose. Stabilisatie.
Intertransversale systeem (Laterale longitudinale systeem):
Extensie (strekken) van de wervelkolom.
Lateroflexie wervelkolom: de wervelkolom zijwaarts buigen.
Retroflexie wervelkolom: de wervelkolom naar achteren