1. Welke stelling is waar over glad spierweefsel? 1pt
A. Dit spierweefsel bevindt zich alleen in het hart en kan niet bewust gestuurd
worden
B. Dit zijn spieren die niet bewust kunnen bewegen
C. Deze spieren kan je zelf aansturen en zitten in het hele lijf
D. Glad spierweefsel bestaat niet
2. Waarom kan je skeletspierweefsel zelf aansturen? 1pt
A. Skeletspierweefsel kan je niet zelf aansturen
B. Omdat je het skelet uit jezelf kan bewegen
C. Deze weefsels zitten om alle botten en bijbehorende spieren, spieren kan je
zelf aansturen en daardoor het weefsel ook
3. Zie bovenstaand plaatje. Wat staat er onder 1? 1pt
A. Epimysium
B. Spiervezel
C. Endomysium
D. Bot
4. Zie bovenstaand plaatje. Wat staat er onder 2? 1pt
A. Spier
B. Pees
C. Spierweefsel
D. Spiervezel
5. Zie bovenstaand plaatje. Wat staat er onder 3? 1pt
, A. Spier!
B. Pees
C. Spierweefsel
D. Spiervezel
6. Zie bovenstaand plaatje. Wat staat er onder 4? 1pt
A. Epimysium
B. Endomysium
C. Perimysium
D. Fasciculus
Lees het verhaaltje hier onder door. Op de lege plekken moet een begrip.
Als we kijken naar een individuele ___(1)_____ ook wel een myofibril genoemd, wordt deze omringt
door sacroplasma (plasmalella +___(2)_____ + satellietcellen). De ruimtes tussen de myofibrillen
worden gevuld met sacroplasma. In het sacroplasma bevinden zich ____(3)____, deze soort buisjes
vangen zenuw signalen op en sturen ze door naar de myofibrillen. Ook heb je nog _____(4)_____
deze buizen slaan calcium wat essentieel is voor de spieren.
7. Koppel begrippen aan de plekken 4pt
Transversale tubuli 1
Basaalmembraan 2
Spiervezel 3
Sacroplasmatische reticulum 4
8. ‘Als je een spier aanspant verkort deze, dit noemen we de sliding-filamenttheorie.’ Waar of
niet waar? 1pt
A. Waar
B. Niet waar
9. Er zijn drie soorten spiercontractie. Noem ze. 3pt
10. Metabolisme en stofwisseling betekenen hetzelfde 1pt
A. Waar
B. Niet waar
11. Voedingsstoffen (Koolhydraten, Vetten en Eiwitten) worden niet direct gebruikt als energie
omdat dit relatief weinig energie oplevert. Maar op een bepaald moment worden ze wel
A. Dit spierweefsel bevindt zich alleen in het hart en kan niet bewust gestuurd
worden
B. Dit zijn spieren die niet bewust kunnen bewegen
C. Deze spieren kan je zelf aansturen en zitten in het hele lijf
D. Glad spierweefsel bestaat niet
2. Waarom kan je skeletspierweefsel zelf aansturen? 1pt
A. Skeletspierweefsel kan je niet zelf aansturen
B. Omdat je het skelet uit jezelf kan bewegen
C. Deze weefsels zitten om alle botten en bijbehorende spieren, spieren kan je
zelf aansturen en daardoor het weefsel ook
3. Zie bovenstaand plaatje. Wat staat er onder 1? 1pt
A. Epimysium
B. Spiervezel
C. Endomysium
D. Bot
4. Zie bovenstaand plaatje. Wat staat er onder 2? 1pt
A. Spier
B. Pees
C. Spierweefsel
D. Spiervezel
5. Zie bovenstaand plaatje. Wat staat er onder 3? 1pt
, A. Spier!
B. Pees
C. Spierweefsel
D. Spiervezel
6. Zie bovenstaand plaatje. Wat staat er onder 4? 1pt
A. Epimysium
B. Endomysium
C. Perimysium
D. Fasciculus
Lees het verhaaltje hier onder door. Op de lege plekken moet een begrip.
Als we kijken naar een individuele ___(1)_____ ook wel een myofibril genoemd, wordt deze omringt
door sacroplasma (plasmalella +___(2)_____ + satellietcellen). De ruimtes tussen de myofibrillen
worden gevuld met sacroplasma. In het sacroplasma bevinden zich ____(3)____, deze soort buisjes
vangen zenuw signalen op en sturen ze door naar de myofibrillen. Ook heb je nog _____(4)_____
deze buizen slaan calcium wat essentieel is voor de spieren.
7. Koppel begrippen aan de plekken 4pt
Transversale tubuli 1
Basaalmembraan 2
Spiervezel 3
Sacroplasmatische reticulum 4
8. ‘Als je een spier aanspant verkort deze, dit noemen we de sliding-filamenttheorie.’ Waar of
niet waar? 1pt
A. Waar
B. Niet waar
9. Er zijn drie soorten spiercontractie. Noem ze. 3pt
10. Metabolisme en stofwisseling betekenen hetzelfde 1pt
A. Waar
B. Niet waar
11. Voedingsstoffen (Koolhydraten, Vetten en Eiwitten) worden niet direct gebruikt als energie
omdat dit relatief weinig energie oplevert. Maar op een bepaald moment worden ze wel