Fysiologie9. Capaciteit van de celmembraan
9. Capaciteit van de celmembraan:
9.1. Capaciteit:
Celmembraan = condensator:
Lipide dubbellaag van celmembraan = elektrische isolator tussen de ladingsdragers aan
beide zijden ervan (in intra- en extracellulair vocht).
Condensator: vermogen om ladingen op te slaan, hoeveelheid lading Q afankelijk van de
grootte van de capaciteit van de condensator (C, in aarad) en het aangebrachte
potentiaalverschil ∆V: Q = C∆V.
Capaciteit C = . met ε = dielektriciteitsconstante (voor celmembraan ≈ 5), A =
oppervlakte, d = dikte dielektrisch medium en k = constante = 9.10 11 cm/a.
Hoe kleiner de afstanden tussen de platen, hoe groter de capaciteit.
Specifeke capaciteit C/A, voor celmembranen: C/A ≈ 1µa/cm 2 (gelijk voor bijna alle
celtypes: gelijkaardige structuur van de hoge proportie aan lipide-dubbellaag).
Hoe groter A, hoe groter het vermogen om ladingen op te slaan: condensatoren staan
parallel (totale capaciteit = som van de individuele capaciteiten).
Toepassing:
Metingen van de membraancapaciteit kunnen gebruikt 9orden om de oppervlakte van een
celmembraan te berekenen.
9.2. Capacitieve stroom:
Capacitieve stroom C = snelheid 9aarmee de ladingen op de condensatorplaten 9egvloeien
C = C . dV/dt.
De stroom loopt in 9erkelijkheid niet doorheen de condensator. nductieve stroom =
ladingen vloeien op de ene plaat 9aardoor ze het 9egvloeien van ladingen uit de andere
plaat induceren omdat gelijke ladingen elkaar afstoten.
Een condensator laat exponentieel op, afankelijk van de reeds aan9ezige ladingen (hoe
meer, hoe moeilijker er nog bij kunnen komen). C neemt af met een exponentieel
tijdsverloop en de spanning over de condensator V C verandert op exponentiile 9ijze.
1
9. Capaciteit van de celmembraan:
9.1. Capaciteit:
Celmembraan = condensator:
Lipide dubbellaag van celmembraan = elektrische isolator tussen de ladingsdragers aan
beide zijden ervan (in intra- en extracellulair vocht).
Condensator: vermogen om ladingen op te slaan, hoeveelheid lading Q afankelijk van de
grootte van de capaciteit van de condensator (C, in aarad) en het aangebrachte
potentiaalverschil ∆V: Q = C∆V.
Capaciteit C = . met ε = dielektriciteitsconstante (voor celmembraan ≈ 5), A =
oppervlakte, d = dikte dielektrisch medium en k = constante = 9.10 11 cm/a.
Hoe kleiner de afstanden tussen de platen, hoe groter de capaciteit.
Specifeke capaciteit C/A, voor celmembranen: C/A ≈ 1µa/cm 2 (gelijk voor bijna alle
celtypes: gelijkaardige structuur van de hoge proportie aan lipide-dubbellaag).
Hoe groter A, hoe groter het vermogen om ladingen op te slaan: condensatoren staan
parallel (totale capaciteit = som van de individuele capaciteiten).
Toepassing:
Metingen van de membraancapaciteit kunnen gebruikt 9orden om de oppervlakte van een
celmembraan te berekenen.
9.2. Capacitieve stroom:
Capacitieve stroom C = snelheid 9aarmee de ladingen op de condensatorplaten 9egvloeien
C = C . dV/dt.
De stroom loopt in 9erkelijkheid niet doorheen de condensator. nductieve stroom =
ladingen vloeien op de ene plaat 9aardoor ze het 9egvloeien van ladingen uit de andere
plaat induceren omdat gelijke ladingen elkaar afstoten.
Een condensator laat exponentieel op, afankelijk van de reeds aan9ezige ladingen (hoe
meer, hoe moeilijker er nog bij kunnen komen). C neemt af met een exponentieel
tijdsverloop en de spanning over de condensator V C verandert op exponentiile 9ijze.
1