NLT: Moleculen In Leven, Cystic Fibrosis
Hoofdstuk 1
Vraag 1-1
a Geen trek, slechte vertering, hoesten en moeite met ademhalen en weinig/geen
energie.
b In de longen en in het maagdarmkanaal.
c Bij de bovenstaande organen gaat het mis bij de organen die slijm produceren.
d Slijm produceren.
Vraag 1-2 a b c
Er zijn meerdere soorten steuncellen, die samen vele taken hebben. Ze maken de
hersenen steviger en beschermen daardoor de zenuwcellen. Ook vormen ze een
vetachtige laag om axonen, het myeline, voor een snellere en betere
prikkelgeleiding. Een voorbeeld van een steuncel is een Schwanncel. Deze zorgt
voor de aanmaak van myeline. Een stukje myeline bestaat uit vele lagen van
membranen van een Schwanncel die op elkaar gestapeld zijn. Bij het ontstaan van
de myelineschede zal een Schwanncel zich tegen het axon aanleggen en er ontstaat
een groeve. Deze wordt steeds groter en zal na een langere periode het volledige
axon omvatten. Er ontstaat een kleine verbinding tussen het axon en de buitenkant
van de Schwanncel, deze wordt het mesaxon genoemd. Dit mesaxon zal
langzamerhand steeds groter worden, door vorming van extra
Schwanncelmembranen rondom het axon. Uiteindelijk zal je een binnenste en
buitenste mesaxon krijgen. Dit zijn de verbindingen tussen het axon en het begin van
de myelineschede en tussen de myelineschede en de buitenkant van de
Schwanncel.
Zenuwcellen zorgen voor de impulsgeleiding in het lichaam. Zenuwcellen hebben
een eigen taal waarmee ze met elkaar communiceren en informatie overdragen, ze
werken met elektrische signalen die impulsen worden genoemd.
De signalen worden in een bepaald deel van de zenuwcel opgewekt en vervolgens
langs axonen naar synapsen geleid, waar neurotransmitters zorgen voor de
uitvoering van de opdrachten. Voor het ontstaan van een signaal (impuls) moet er
een prikkel zijn die groter is dan de drempelwaarde. Hierdoor zal een actiepotentiaal
ontstaan en een impuls worden voortgeleid. Het actiepotentiaal ontstaat doordat de
binnenkant van de cel een beetje positiever wordt dan de buitenkant van de cel. Dit
wordt geregeld door het transport van Natrium en Kalium ionen over het
celmembraan.
Rode bloedcellen zijn de cellen die verantwoordelijk zijn voor het zuurstof- en
koolstofdioxidetransport tussen de longen en andere weefsels in het lichaam. In de
rode bloedcel zit het eiwit hemoglobine dat 4 ijzer atomen bevat waardoor zuurstof
en koolstofdioxide zich kunnen binden en afstaan wat vervolgens kan worden
opgenomen in de lichaamsweefsels.
Embryonale Stamcellen. Stamcellen zijn lichaamscellen die zich onbeperkt kunnen
delen en zorgen voor de aanmaak van gespecialiseerde cellen. Een embryonale
stamcel is een stamcel uit een embryo. Een eicel begint zich na bevruchting te delen.
Na een paar dagen ontstaat een soort van hol bolletje (blastocyste). In dit bolletje
zitten de cellen die uiteindelijk een embryo zullen gaan vormen. Deze cellen zijn voor
Hoofdstuk 1
Vraag 1-1
a Geen trek, slechte vertering, hoesten en moeite met ademhalen en weinig/geen
energie.
b In de longen en in het maagdarmkanaal.
c Bij de bovenstaande organen gaat het mis bij de organen die slijm produceren.
d Slijm produceren.
Vraag 1-2 a b c
Er zijn meerdere soorten steuncellen, die samen vele taken hebben. Ze maken de
hersenen steviger en beschermen daardoor de zenuwcellen. Ook vormen ze een
vetachtige laag om axonen, het myeline, voor een snellere en betere
prikkelgeleiding. Een voorbeeld van een steuncel is een Schwanncel. Deze zorgt
voor de aanmaak van myeline. Een stukje myeline bestaat uit vele lagen van
membranen van een Schwanncel die op elkaar gestapeld zijn. Bij het ontstaan van
de myelineschede zal een Schwanncel zich tegen het axon aanleggen en er ontstaat
een groeve. Deze wordt steeds groter en zal na een langere periode het volledige
axon omvatten. Er ontstaat een kleine verbinding tussen het axon en de buitenkant
van de Schwanncel, deze wordt het mesaxon genoemd. Dit mesaxon zal
langzamerhand steeds groter worden, door vorming van extra
Schwanncelmembranen rondom het axon. Uiteindelijk zal je een binnenste en
buitenste mesaxon krijgen. Dit zijn de verbindingen tussen het axon en het begin van
de myelineschede en tussen de myelineschede en de buitenkant van de
Schwanncel.
Zenuwcellen zorgen voor de impulsgeleiding in het lichaam. Zenuwcellen hebben
een eigen taal waarmee ze met elkaar communiceren en informatie overdragen, ze
werken met elektrische signalen die impulsen worden genoemd.
De signalen worden in een bepaald deel van de zenuwcel opgewekt en vervolgens
langs axonen naar synapsen geleid, waar neurotransmitters zorgen voor de
uitvoering van de opdrachten. Voor het ontstaan van een signaal (impuls) moet er
een prikkel zijn die groter is dan de drempelwaarde. Hierdoor zal een actiepotentiaal
ontstaan en een impuls worden voortgeleid. Het actiepotentiaal ontstaat doordat de
binnenkant van de cel een beetje positiever wordt dan de buitenkant van de cel. Dit
wordt geregeld door het transport van Natrium en Kalium ionen over het
celmembraan.
Rode bloedcellen zijn de cellen die verantwoordelijk zijn voor het zuurstof- en
koolstofdioxidetransport tussen de longen en andere weefsels in het lichaam. In de
rode bloedcel zit het eiwit hemoglobine dat 4 ijzer atomen bevat waardoor zuurstof
en koolstofdioxide zich kunnen binden en afstaan wat vervolgens kan worden
opgenomen in de lichaamsweefsels.
Embryonale Stamcellen. Stamcellen zijn lichaamscellen die zich onbeperkt kunnen
delen en zorgen voor de aanmaak van gespecialiseerde cellen. Een embryonale
stamcel is een stamcel uit een embryo. Een eicel begint zich na bevruchting te delen.
Na een paar dagen ontstaat een soort van hol bolletje (blastocyste). In dit bolletje
zitten de cellen die uiteindelijk een embryo zullen gaan vormen. Deze cellen zijn voor
