De politiek van het oude Rome (400 v.C. – 200 n.C.)
Hoe kwam het Romeinse grootrijk tot stand?
1. Agressieve veroveraars
- Rond 1000 v.C.: Rome = kleine gemeenschap
o Herders en landbouwers
o De heuvels bij de Tiber belang handel!
o Kleine dorpjes met enkele lemen hutten
- Kleine dorpjes worden stadstaten:
Bevolking blijft stijgen
Stadstaten worden groter
Nood aan meer landbouwgrond + willen omlingende gebieden
Ontstaan van conflict met buurvolkeren
o Oorlog vanaf 400 v.C.
o Rome controleert Italiaanse schiereiland rond 200 v.C.
- Na 200 v.C.: oorlogvoering met leger
o Doel: rijke graangebieden in mediterrane wereld
Sicilië
Noord-Afrika
o Doel: controle handel in grondstoffen
Uitschakelen van handelsstad Carthago (N-Afrika)
- Groei van Romeinse imperialisme (= streven naar gebiedsuitbreiding)
o Meer successen voor generaals = hoger prestige (= aanzien)
= meer rijkdom
o Start manipulatie politiek (bv. Caesar)
Ontstaan grootrijk in 1ste eeuw n.C.: Spanje Irak
Engeland Egypte
2. Verdeel en heers
- Veroverde gebieden werden niet gelijk behandeld
1. Totale onderdrukking
Door Romeinen bestuurd
Hoge belastingen betalen
Soldaten leveren
2. Grotendeels behoud vrijheid
Behandeling als bondgenoten
Mogen eigendommen bezitten
Recht om politiek ambt uit te oefenen
3. Statuut tussen de twee
1
, - Verdeel en heers: In opstand komen = risico rechten kwijt te spelen
Gebieden gaan mekaar niet helpen bij een opstand
Veel solidariteit tussen veroverde gebieden
Veel controle over veroverde gebied
3. Verdediging
- Vanaf 2de eeuw inzetten op vrede en handhaving rijk
o Nood van militair wegennet
o Oorlogen zijn te duur
o Opstanden van onderworpen volkeren
- Terugtrekken achter natuurlijke grenzen:
o = Rivieren, bergen, woestijnen
o Met verdedigingswerken: - muren
- forten
- torens
- castella
- legerplaatsen
Hoe werd de stadstaat Rome bestuurd?
1. Privémacht
- Belang van de familia
Bestaat uit: - ouders
- kinderen
- schoondochters
- kleinkinderen
- slaven
Bepalen het doen en laten van de Romeinen
Alle families van één stamvader = een gens
- Pater familias:
Bestuurde als alleenheerser: - had steeds het laatste woord
- slaven moesten hem gehoorzamen
- trad op tegen kinderen die fout maken
Regelde huwelijken voor zijn kinderen
Bracht elke dag offers voor huisgoden
Spendeert tijd voor zakelijke aangelegenheden
- Moeder (mater familias):
Praktische organisator huishouden: - zorgt voor kleinste kinderen
- geeft richtlijnen aan slaven
Niet veel inspraak verder patriarchale samenleving (de man beslist)
2