Examenleerstof TAB 4.1 - Hoofdstukken 1 tem 4 – Mevr. Ceuleers
Leermateriaal
a. Cursus
b. Powerpoints van dit academiejaar (steeds de laatste versie + extra figuren!)
c. Bcfi moet je kunnen gebruiken als naslagwerk, maar zeker niet vanbuiten kennen. Op het
examen krijg je bepaalde delen (bvb. tabellen CYP-enzymen) als bijlage.
Extra informatie/tips bij de verschillende hoofdstukken
H1: Alle begrippen rond farmacologie/farmacodynamiek/farmacokinetiek/... uit dit hoofdstuk
kunnen uitleggen/definiëren.
H1: Interacties: op het examen wordt dit bevraagd dmv een casus waarbij je moet uitleggen wat
voor type interactie dit is (+ waarom) en hoe je deze interactie kan vermijden.
H1-H2-H3-H4: De specialiteiten + actieve stof(fen) + therapeutische klassen kennen die besproken
werden in deze hoofdstukken (zie volledige lijst op Digitap).
Bij de verschillende therapeutische klassen die we besproken hebben het werkingsmechanisme
kunnen uitleggen, bijwerkingen kennen, enkele aandachtspunten kunnen geven (bvb. posologie,
contra-indicaties, …).
H3: insuline + antidiabetica: tabel met telkens een voorbeeld van een specialiteit (de te kennen
specialiteiten: cfr. volledige lijst op Digitap)
H4: basisvaccinatieschema kennen/uitleggen (zie laatste versie in powerpoint of via
laatjevaccineren.be)
TIP: Bekijk steeds de leerdoelen voor elk hoofdstuk. Dit is wat je moet kennen/kunnen voor het examen. De
examenvragen worden opgesteld a.h.v. deze leerdoelen.
Veel succes!
LES 1: FARMACOLOGISCHE GEGEVENS, INTERACTIES EN GENERIEKEN
LEERDOELEN
- De farmacologische gegevens terugvinden in de wetenschappelijke bijsluiter
- Farmcokinetiek en farmacodynamiek omschrijven en het verschil uitleggen tussen deze 2 begrippen
- Een omschrijving geven van het begrip QT verlenging en torsades de pointes
- De risicofactoren opsommen voor QT verlenging
- Interacties beschrijven op het vlak van farmacokinetiek, farmacodynamiek, QT verlenging of vit. K
antagonisten
- De tabel van QT verlengende geneesmiddelen terugvinden in het bcfi en ermee werken
- Een omschrijving geven van het begrip polyfarmacie
- Mogelijke problemen bij polyfarmacie benoemen
- En omschrijving geven van het begrip ‘generieken’
- Een aantal praktische oplossingen bij polyfarmacie en het gebruik van generieken voorstellen om
vergissingen te voorkomen/therapietrouw te bevorderen
1
,FARMACODYNAMIEK
= beschrijft wat een geneesmiddel met het lichaam doet
- Het beschrijft het aangrijpingspunt van een geneesmiddel en het werkingsmechanisme
AANGRIJPINGSPUNTEN
- Receptoren
o Agonist => versterken
• Bv. Salbutamol => fentanyl => gebruikt bij astma => beta 2 angonist
o Antagonist => verzwakken
• Bv. Atenolol => bètablokkers => hart => antagonist
- Ionenkanalen
o Bv. Lidocaïne
- Enzymen
o zorgt voor afbraak producten
o substraat bv. Lactose wordt afgebroken door enzym bv. Lactase
- Transporteiwitten
o SSRI => antidepressiva
FARMACOKINETIEK
= weg die geneesmiddel aflegt in het lichaam
- Absorptie => opname
- Distributie => verdeling in het lichaam
- Metabolisme => omzetting door het lichaam
- Excretie => uitscheiding
QT-VERLENING
- Het QT-interval is de elektrocardiografische weergave van de
ventriculaire depolarisatie en de daaropvolgende repolarisatie.
- Torsades de pointes is een mogelijk fataal verlopende
ventrikeltachycardie
P = samentrekking atria
QRS = samentrekking ventrikels (kamers)
T = repolarisatie
2
,RISICOFACTOREN
- Leeftijd> 65 jaar
- Vrouwelijk geslacht
- Hartlijden: hartfalen, ischemie, myocardhypertrofie, bradycardie, tweede- en derdegraads
atrioventriculair blok
- Elektrolytenstoornissen (hypocalciëmie, hypokaliëmie en hypomagnesiëmie)
INTERACTIES
- Vermindering of vermeerdering van het effect van een geneesmiddel
o Tussen geneesmiddelen onderling
o Tussen voeding/alcohol/roken en geneesmiddelen
- Zelden een contra-indicatie
- Aanpassing dosis
- Oppassen bij geneesmiddelen met een nauwe therapeutische marge
- Farmacokinetisch en/of farmacodynamisch
FARMACODYNAMISCHE INTERACTIES
= toediening van meerdere geneesmiddelen of toediening geneesmiddel + voeding / alcohol
VOORBEELDEN
- Competitie van 2 stoffen t.h.v. een receptor
o bv. een agonist en een antagonist bv. niet selectieve β-blokkers en β2-adrenergica (bv.
Ventolin®)
o Selectieve β-blokkers veel minder
- Ingrijpen van meerdere geneesmiddelen op eenzelfde eindorgaan
o bv. antihistaminica-antidepressiva-hypnotica/sedativa/anxiolytica sederend
o bv. NSAID’s, corticosteroïden, antidepressiva maagbelastend
- Geneesmiddelen die ingrijpen op verschillende niveaus van een eenzelfde stelsel (bv.
bloedverdunners) of het stollingsproces
o → gewild of ongewild
o bv. combinatie van bloeddrukverlagers
3
, FARMACOKINETISCHE INTERACTIES
- absorptie = opname
- distributie
- metabolisme
- excretie
OPNAMEN
Voorbeeld:
polyvalente kationen zoals Ca, Fe, Al, Mg + chinolonen (bv. ciprofloxacine, moxifloxacine)
+ tetracyclines (bv. minocycline, doxycycline en tetracycline)
DISTRIBUTIE
Voorbeeld:
Competitie acetylsalicylzuur met de binding aan albumine in het plasma met bv. methotrexaat (Ledertrexate ®)
en een aantal antidiabetica
METABOLISME!!!
- Substraten zijn de middelen die door een bepaald enzyme worden omgezet.
- Inhibitoren of remmers remmen een enzyme door er aan te binden. Ze verminderen daardoor de
metabolisatie van een substraat, waardoor de plasmaconcentratie stijgt.
- Inductoren zijn stoffen die de activiteit van een enzyme stimuleren. Ze verhogen de metabolisatie van
een substraat, waardoor de plasmaconcentratie daalt.
- Simvastatine (Zocor®) wordt afgebroken door CYP3A4
- Krachtige CYP3A4 remmers zoals itraconazol (Sporanox ®, een antimycoticum) of clarithromycine
(Biclar®) gecontra-indiceerd
Voorbeeld:
- Simvastatine (Zocor®) wordt afgebroken door CYP3A4
- Krachtige CYP3A4 remmers zoals itraconazol (Sporanox ®, een antimycoticum) of clarithromycine
(Biclar®) gecontra-indiceerd
4