Konijn zoogdieren
Uitwendige kenmerken
Haarkleed, vocht of pels
Dekharen
o Buitenzijde van de vacht
o Tot 2cm lang
o Stijf
o Smalle basis - breder middenstuk - spitse top
o Voelen vettig aan ingesmeerd met smeer of talg => water kan niet in vacht
doordringen
o Bescherming tegen koude en verwonding
o Bij wild konijn: bruingrijs = schutkleur => bescherming tegen vijanden
o Witte haren aan onderzijde staart vormen witte plek (bij wilde konijnen)
Als konijn opgeschikt wegvlucht met opgeheven staart is vlek zichtbaar
=> signaal aan soortgenoten
Wolharen
o Zichtbaar als je in de pels blaast
o Houden een warme luchtlaag tegen de huid
o Best ontwikkeld tijdens de winter
o Bij angorakonijn: tot 6 cm dik (hierbij ontbreken dekharen)
Tastharen
o Dikke, lange, stijve haren
o Aan top van snuit, rond de neus, boven de ogen
o Basis van tasthaar in verbinding met zenuwelement
Kop
Lange oorschelpen
o 1/16 van totale lichaamsoppervlakte
o Tijdens winter groot warmtevlies langs oorschelpen
o Oren op lichaam leggen aan lucht blootgestelde oppervlakte met ¾
verminderd
o Konijn voelt zich veilig oren op rug
o Niet veilig, onraad zeer beweeglijke oorschelpen worden opgericht
Gespleten bovenlip
o 2 grote snijtanden
o Gespleten lip noodzakelijk in verband met opnemen van voedsel
Knagen: beide liphelften uit elkaar geduwd => kan zich niet
kwetsen
Grote ogen
o Gezichtsvelden van beide ogen overlappen elkaar voor de kop en
achter het lichaam => zone vlakbij kop en net achter konijn buiten
gezichtsveld
Ledematen
Voorste ledematen: kort, 5 vingers met klauw
Achterste ledematen: veel langer, z-vormig geplooid
Zoolganger
, Tenen weinig beweeglijk
Handen en voeten sterk behaard, kan doorlopen op voetzool en handpalm
Eeltkussen op voetzolen en handpalmen
Klauwen gebruikt bij graven
Dissectie
Buik veel breder dan borst bij planteneter
Twee longen werken onafhankelijk
Uitscheidingsstelsel