1 Inleiding tot heelkunde – wondheling-KNO-
oftalmologie
1.1 RISICOFACTOREN voor postoperatieve complicaties
Chronische ontsteking: lichaam niet goed in staat om op volgend trauma goed te reageren
Hart- en longaandoeningen: operatie zelf + evt. complicaties erna vereisen dat lichaam
‘hyperdynamisch’kan worden, d.w.z. dat organisme hoeveelheid bloed die hart kan
rondpompen, moet kunnen verhogen om zo energieverbruik en de O 2-opname te verhogen. Pre-
operatief moet geprobeerd worden om functie te verbeteren zo mogelijk.
Nier-en leverinsufficiëntie: lever en immuunsysteem = belangrijkste organen in synthetiseren
van belangrijke cellen en eiwitten voor genezing. Bij verminderd leverfunctie risico aanzienlijk
groter (x10) op nabloedingen en gestoorde wondgenezing.
Verminderd afweer: verminderde immuunfunctie door vb. chemotherapie of t.g.v.
corticosteroïden i.k.v. auto-immuunziekten hebben verhoogd risico op ontstaan van complicaties
Diabetes mellitus: hebben t.g.v. vasculaire complicaties (atherosclerose, nefropathie,
neuropathie) slechtere wondgenezing
Roken: risico neemt af als patient 8 weken niet gerookt heeft.
Overgewicht: gaat vaak gepaard met hypertensie, diabetes en arteriosclerose + technisch
lastiger om extreem dikke patienten te opereren.
Ondergewicht: gewichtsverlies van 10 à 15% 6m voor ingreep heeft toename in incidentie van
postoperatieve septische complicaties.
Ouderdom: minder risicofactor dan vroeger, wel is duidelijk dat % complicaties toeneemt met
leeftijd
1.2 RISICOFACTOREN ASA-classificatie
= Algemeen aanvaard om anesthesierisico in te schatten + gebruikt als leidraad om te bepalen welke
bijkomende preoperatieve onderzoeken wenselijk zijn.
ASA 1: perfect gezonde patiënt zonder langdurig medicatiegebruik
ASA 2: patiënt met lichte aandoening, waarvoor evt. medicatie moet genomen worden.
Aandoening heeft geen invloed op dagelijkse leven (vb. behandelde hypertensie, …)
ASA 3: patiënt met ernstige aandoening waarvoor medicatie wordt genomen. Aandoening heeft
lichte beperking op dagelijkse activiteiten. (Vb. behandelde diabetes mellitus, astma, …)
ASA 4: patiënt met ernstige aandoening waarvoor medicatie wordt genomen en die ernstige
beperking inhoudt van dagelijkse leven. (Vb. dialyse patiënt, …)
ASA 5: zeer ernstig zieke patiënt waarvan verwacht dat overlijden zal volgen binnen 24u (al dan
niet met operatie)
1.3 Pre-operatieve zorg
Anamnese
o Bestaande ziektes en aangeboren afwijkingen
o Hart en long ziekten
o Stollingsproblemen
o Roken
o Medicatie, alcohol- en drugsgebruik
o Allergieën
Jodiumhoudende en andere ontsmettingsstoffen
AB
Kleefpleister
Lokale anesthetica
, Latex, rubber
o Vroegere anesthesie
Lichamelijk onderzoek
o BMI
o Bloeddruk
o Saturatie
o Hart (symptomen van decompensatio cordis)
o Longen (symptomen van ontsteking)
o Extremiteiten
Aanvullend onderzoek
o Op indicatie i.f.v.
Gezondheidstoestand van patiënt (ASA-klasse)
Complexiteit van ingreep
Specifieke patiëntengroep
o Ouderen
o Zwangeren: enkel niet-electieve ingrepen gezien ↑ kans op spontane abortus of premature
geboorte. Bij voorkeur locoregionale anesthesie
o Jehova’s getuigen: om religieuze gronden bezwaar tegen toediening van bloed en
bloedproducten. Voor operatie tekenen patiënten verklaring evt. ook tegen toepassing van
hart/longmachine of dialyseapparaat.
Voorlichting
o Informed consent
o Info anesthesietechniek, risico’s, complicaties
Anesthesieplan
o Nuchter pre-op
o Medicatie
o Pre-medicatie
o Preventie post-op braken
Voorbereiding
o Hygiëne
o Verwijderen juwelen, vals gebit
o Scheren van de huid zo nodig
o Kruisproef
o Evt. darmvoorbereiding bij colorectale ingrepen: laxeermiddelen, RA voeding, (groot)
lavement PEG precolon, Fleet oral
o Psychisch
1.4 Operatiekamer
Steriel – speciale luchtbehandeling:
o Er bestaat overdruk lucht van OK wordt naar buiten i.p.v. naar binnen verplaatst als deur
opengaat + gefilterde lucht boven operatietafel wordt naar beneden geblazen en via rooster
aan zijkant van OK afgevoerd lucht continue gezuiverd.
Controle gegevens van patiënt-time-out procedure
Monitoring patiënt
o Standaard monitoring
EKG
Saturatie
Niet-invasieve BD-meting
Beademingsparameters
IV-toegangsweg zo nodig
, o Grote ingrepen
Invasieve BD-meting
Centraal veneuze catheter
Verwikkelingen
Halshematoom
Pneumothorax
Hydro(pneumo)thorax
Trombose
Luchtembolie
Cathetersepsis
1.5 Postoperatieve zorg
Recovery/Intensieve zorgen
Bewaking
Vitale tekens
Vochtbalans
Ademhaling
Wond- en drainvocht
Medicatie
Labo-uitslagen
Postoperatieve behandeling
Vocht
Bloedproducten
Pijnmedicatie
Antibiotica
Fysiotherapie
Voeding
Tromboseprofylaxe
Postoperatieve complicaties
Shock
o Kort na operatie kunnen nabloedingen optreden hemorragische shock kan ontstaan.
o Grote bloedingen? Kan leiden tot shock en aanzienlijke transfusie-behoefte. Patiënt snel
opnieuw opereren.
o Bij mensen met cardiomyopathie en laag hartminuutvolume kunnen geringe stoornissen in
evenwicht leiden tot decompensatio cordis en cardiogene shock.
Diep veneuze trombose (DVT)
o Ongeveer 40% van chirurgische patiënten kleine of grote trombosen
o Verloopt vaak subklinisch en lost weer op
o Elke patiënt met pijn en zwelling in kuit moet onderzocht worden en behandeld met
antistollingsmiddelen
o Als trombus in kuitvene loskomt kan er longembolie ontstaan.
o Trombose en embolieën komen vooral voor bij oudere patiënten (60+) met maligne
aandoening.
o Preventie
Hoogstand
Varices(steun)kousen (TED)
Vroegtijdige mobilisatie (benen!)
Laag molecular weight heparine (LMWH)
Profylaxie verder thuis tot patiënt goed mobiel
oftalmologie
1.1 RISICOFACTOREN voor postoperatieve complicaties
Chronische ontsteking: lichaam niet goed in staat om op volgend trauma goed te reageren
Hart- en longaandoeningen: operatie zelf + evt. complicaties erna vereisen dat lichaam
‘hyperdynamisch’kan worden, d.w.z. dat organisme hoeveelheid bloed die hart kan
rondpompen, moet kunnen verhogen om zo energieverbruik en de O 2-opname te verhogen. Pre-
operatief moet geprobeerd worden om functie te verbeteren zo mogelijk.
Nier-en leverinsufficiëntie: lever en immuunsysteem = belangrijkste organen in synthetiseren
van belangrijke cellen en eiwitten voor genezing. Bij verminderd leverfunctie risico aanzienlijk
groter (x10) op nabloedingen en gestoorde wondgenezing.
Verminderd afweer: verminderde immuunfunctie door vb. chemotherapie of t.g.v.
corticosteroïden i.k.v. auto-immuunziekten hebben verhoogd risico op ontstaan van complicaties
Diabetes mellitus: hebben t.g.v. vasculaire complicaties (atherosclerose, nefropathie,
neuropathie) slechtere wondgenezing
Roken: risico neemt af als patient 8 weken niet gerookt heeft.
Overgewicht: gaat vaak gepaard met hypertensie, diabetes en arteriosclerose + technisch
lastiger om extreem dikke patienten te opereren.
Ondergewicht: gewichtsverlies van 10 à 15% 6m voor ingreep heeft toename in incidentie van
postoperatieve septische complicaties.
Ouderdom: minder risicofactor dan vroeger, wel is duidelijk dat % complicaties toeneemt met
leeftijd
1.2 RISICOFACTOREN ASA-classificatie
= Algemeen aanvaard om anesthesierisico in te schatten + gebruikt als leidraad om te bepalen welke
bijkomende preoperatieve onderzoeken wenselijk zijn.
ASA 1: perfect gezonde patiënt zonder langdurig medicatiegebruik
ASA 2: patiënt met lichte aandoening, waarvoor evt. medicatie moet genomen worden.
Aandoening heeft geen invloed op dagelijkse leven (vb. behandelde hypertensie, …)
ASA 3: patiënt met ernstige aandoening waarvoor medicatie wordt genomen. Aandoening heeft
lichte beperking op dagelijkse activiteiten. (Vb. behandelde diabetes mellitus, astma, …)
ASA 4: patiënt met ernstige aandoening waarvoor medicatie wordt genomen en die ernstige
beperking inhoudt van dagelijkse leven. (Vb. dialyse patiënt, …)
ASA 5: zeer ernstig zieke patiënt waarvan verwacht dat overlijden zal volgen binnen 24u (al dan
niet met operatie)
1.3 Pre-operatieve zorg
Anamnese
o Bestaande ziektes en aangeboren afwijkingen
o Hart en long ziekten
o Stollingsproblemen
o Roken
o Medicatie, alcohol- en drugsgebruik
o Allergieën
Jodiumhoudende en andere ontsmettingsstoffen
AB
Kleefpleister
Lokale anesthetica
, Latex, rubber
o Vroegere anesthesie
Lichamelijk onderzoek
o BMI
o Bloeddruk
o Saturatie
o Hart (symptomen van decompensatio cordis)
o Longen (symptomen van ontsteking)
o Extremiteiten
Aanvullend onderzoek
o Op indicatie i.f.v.
Gezondheidstoestand van patiënt (ASA-klasse)
Complexiteit van ingreep
Specifieke patiëntengroep
o Ouderen
o Zwangeren: enkel niet-electieve ingrepen gezien ↑ kans op spontane abortus of premature
geboorte. Bij voorkeur locoregionale anesthesie
o Jehova’s getuigen: om religieuze gronden bezwaar tegen toediening van bloed en
bloedproducten. Voor operatie tekenen patiënten verklaring evt. ook tegen toepassing van
hart/longmachine of dialyseapparaat.
Voorlichting
o Informed consent
o Info anesthesietechniek, risico’s, complicaties
Anesthesieplan
o Nuchter pre-op
o Medicatie
o Pre-medicatie
o Preventie post-op braken
Voorbereiding
o Hygiëne
o Verwijderen juwelen, vals gebit
o Scheren van de huid zo nodig
o Kruisproef
o Evt. darmvoorbereiding bij colorectale ingrepen: laxeermiddelen, RA voeding, (groot)
lavement PEG precolon, Fleet oral
o Psychisch
1.4 Operatiekamer
Steriel – speciale luchtbehandeling:
o Er bestaat overdruk lucht van OK wordt naar buiten i.p.v. naar binnen verplaatst als deur
opengaat + gefilterde lucht boven operatietafel wordt naar beneden geblazen en via rooster
aan zijkant van OK afgevoerd lucht continue gezuiverd.
Controle gegevens van patiënt-time-out procedure
Monitoring patiënt
o Standaard monitoring
EKG
Saturatie
Niet-invasieve BD-meting
Beademingsparameters
IV-toegangsweg zo nodig
, o Grote ingrepen
Invasieve BD-meting
Centraal veneuze catheter
Verwikkelingen
Halshematoom
Pneumothorax
Hydro(pneumo)thorax
Trombose
Luchtembolie
Cathetersepsis
1.5 Postoperatieve zorg
Recovery/Intensieve zorgen
Bewaking
Vitale tekens
Vochtbalans
Ademhaling
Wond- en drainvocht
Medicatie
Labo-uitslagen
Postoperatieve behandeling
Vocht
Bloedproducten
Pijnmedicatie
Antibiotica
Fysiotherapie
Voeding
Tromboseprofylaxe
Postoperatieve complicaties
Shock
o Kort na operatie kunnen nabloedingen optreden hemorragische shock kan ontstaan.
o Grote bloedingen? Kan leiden tot shock en aanzienlijke transfusie-behoefte. Patiënt snel
opnieuw opereren.
o Bij mensen met cardiomyopathie en laag hartminuutvolume kunnen geringe stoornissen in
evenwicht leiden tot decompensatio cordis en cardiogene shock.
Diep veneuze trombose (DVT)
o Ongeveer 40% van chirurgische patiënten kleine of grote trombosen
o Verloopt vaak subklinisch en lost weer op
o Elke patiënt met pijn en zwelling in kuit moet onderzocht worden en behandeld met
antistollingsmiddelen
o Als trombus in kuitvene loskomt kan er longembolie ontstaan.
o Trombose en embolieën komen vooral voor bij oudere patiënten (60+) met maligne
aandoening.
o Preventie
Hoogstand
Varices(steun)kousen (TED)
Vroegtijdige mobilisatie (benen!)
Laag molecular weight heparine (LMWH)
Profylaxie verder thuis tot patiënt goed mobiel