Samenvatting 17de Hoofdstuk Elements of Ecology 9th Edition

4




17. Decompositie en
nutriëntrecyclage
Samenvatting


INLEIDING

Recyclage van nutriënten binnen het ecosysteem



1. DE ESSENTIËLE BODEMNUTRIËNTEN WORDEN GERECYCLEERD VOORALEER DE AFBRAAK BEGINT

 Planten hebben veel nood aan:

- Stikstof  2 bronnen: NH4+ en NO3- , NIETS ANDERS
o Proteïnen (aminozuren)
o Chlorofyl

- Fosfor
o DNA
o ATP

- Kalium
o Osmolyt (om de osmotische waarde op punt te houden

 Retranslocatie
- Nutriënten van de bladeren naar de stengel brengen vooraleer het blad zal vallen.
Procentueel gezien is dit hetzelfde bij alle bomen, namelijk 70%



2. DECOMPOSITIE : EEN COMPLEX PROCES, EEN VARIËTEIT AAN ORGANISMEN

 Decompositie: afbraak van chemische bindingen in dode biomassa

 Mineralisatie: transformatie van nutriënten van hun organische vorm naar hun minerale vorm.
Het is een deel van de decompositie (= moleculen in kleinere stuken hakken). Eerst dus
decompositie, dan mineralisatie

 Verschillende niveaus van ‘foodnets’: primaire consumenten (fungi, bacteriën), secundaire
consumenten (eten primaire consumenten op) en tertiaire consumenten (eten de secundaire
consumenten op)  voedselketen
- Maar dit kan ook ingewikkelder zijn, aangezien er ook omnivoren in het spel zijn (bv.
aardwormen) die van meerdere niveaus eten

 Primaire consumenten:

, 4


- Bacteriën  voorbeeld r-type
o Lage motiliteit
o Respiratie, fermentatie
o Snelgroeiend (uren tot dagen)

- Fungi  voorbeeld K-type
o Bereiken grotere bodemgebieden (mycelia)
o Enzymen
o Traaggroeiend (dagen tot weken)

 Verschillend effect op afbraak van organisch materiaal
 Balans tussen deze 2 is afhankelijk van het beschikbare materiaal

 Secundaire en hogere-level consumenten
- Afval fragmentatie
- Grazen van primaire consumenten
- Predatie van secundaire consumenten

 microfauna, mesofauna en macrofauna

- Belangrijke soorten: aardwormen en enchytraeiden
o Aardwormen:
 Vooral neutrale bodems die rijk zijn aan nutriënten. Blijven vaak aan het
oppervlak. Minder wormen aanwezig in armere bodems
 Gat van oppervlakte gaat verticaal naar beneden  trekken organisch materiaal
naar beneden om het op te eten. Hierbij woelen ze de bodem om en worden
er meer nutriënten beschikbaar gesteld. Ook wordt de bodemstructuur
verbeterd (meer zuurstof, aggregatie)

o Enchytraeiden:
 Acide bodems, gaan dieper in de bodem



3. HET BESTUDEREN VAN DECOMPOSITIE

 Decompositie = transformatie van complexe organische polymeren naar glucose of organische
zuren  gerespireerd (biomassa C  CO2)

 Litterbags
- Van nylon
- Wegen het organisch materiaal en dan zakje begraven (niet te diep), en dan na enkele
maanden op nieuw wegen. Hierbij worden ook de organismen die het afbreken ook gemeten.
Na vele maanden zijn er meer organismen dan organisch materiaal aanwezig. Dit doet men
om de snelheid van afbraak van verschillende soorten te berekenen, hoewel dit per soort
anders is.
- Hetzelfde patroon is vaak te zien bij verschillende soorten

 Leaf packs
- Vergelijkbaar proces, wordt in water geplaatst