hoofdstuk 8 van neuron naar neurale circuits
mogelijkheid om complex gedrag te creëren = allemaal bundels van bedradingen = geheel wat het doet
neurale circuits vormen:
divergent schakelingen → zich vertakt naar meerdere zenuwcellen, we gaan van 1 naar
meerdere
convergent schakelingen→ zenuwcellen komen samen tot 1 punt
recurrente schakeling → terugkoppeling maken met zichzelf via een interneuron (eigen
werking beïnvloeden)
normaal input → output = stimulus - respons (bijna reflex)
bij complexere dieren → input → tussenschakelingen → output
tussenschakelingen zorgen ervoor dat de input wordt gemoduleerd (veranderd) zodat de output sterk wordt
gestuurd afhankelijk van de omgevingsinvloeden
via de zintuigen komt informatie binnen, hersenen krijgen reeks van schakelingen die output bepalen
door geheel van excitatorische/inhibitorische impulsen te moduleren gaat zijn output kunnen veranderen
bv: een afferente zenuw (input komt binnen) en stuurt input via synapsen naar volgende
als het een 1 op 1 verhaal is → vuren gewoon doorgegeven = dezelfde output
bij de volgende zenuwcel. (exiterende)
→ er komt een tussenschakeling, deze is inhiberend
= onmiddellijk geïnhibeerd en zo stopt de volgende neuron met werken.
mogelijkheid om complex gedrag te creëren = allemaal bundels van bedradingen = geheel wat het doet
neurale circuits vormen:
divergent schakelingen → zich vertakt naar meerdere zenuwcellen, we gaan van 1 naar
meerdere
convergent schakelingen→ zenuwcellen komen samen tot 1 punt
recurrente schakeling → terugkoppeling maken met zichzelf via een interneuron (eigen
werking beïnvloeden)
normaal input → output = stimulus - respons (bijna reflex)
bij complexere dieren → input → tussenschakelingen → output
tussenschakelingen zorgen ervoor dat de input wordt gemoduleerd (veranderd) zodat de output sterk wordt
gestuurd afhankelijk van de omgevingsinvloeden
via de zintuigen komt informatie binnen, hersenen krijgen reeks van schakelingen die output bepalen
door geheel van excitatorische/inhibitorische impulsen te moduleren gaat zijn output kunnen veranderen
bv: een afferente zenuw (input komt binnen) en stuurt input via synapsen naar volgende
als het een 1 op 1 verhaal is → vuren gewoon doorgegeven = dezelfde output
bij de volgende zenuwcel. (exiterende)
→ er komt een tussenschakeling, deze is inhiberend
= onmiddellijk geïnhibeerd en zo stopt de volgende neuron met werken.