1) Jan overlijd laat een echtgenoten na, zus, moeder en een oom langs vader zijde en 2 nichtjes
(dochters van de oom).
a. Bepaal hoeveel ieder moet betalen aan successierechten
b. stel dat de echtgenote haar deel wil schenken aan haar schoonzus
2) Jan overlijd schenkt aan zijn zoon een bouwgrond die nu 180 00 waard is, aan zijn dochter
150 000 cash. Verder staat er nog 70 000 als liquide middelen op de bankrekening en is er
nog 5 000 als meubilair.
a. Bepaald hoeveel de zoon en de dochter krijgen met vrijstelling van inbreng en zonder
vrijstelling van inbreng.