hoofdstuk 3: cellulaire neuroanatomie: bouw/ structuur van een zenuwcel.
zenuwcel → met microscoop inzoomen. Hoe werkt die/hoe is de bouw?
Het hersenweefsel bestaat uit ongelofelijk veel zenuwcellen.
elektronenmicroscopen → microscopen die zeer in detail naar cellen
kunnen kijken. Je ziet de bouw van een zenuwcel.
2 grote groepen van cellen : zenuwcellen/neuronen en steuncellen/gliacellen
neuronen: opvangen en doorsturen van informatie naar de hersenen, het ordenen en interpreteren van al de
binnenkomende informatie en het voorbereiden/uitsturen van instructies naar de organen in de periferie
(buiten het centraal zenuwstelsel (hersenen/ruggegraat))
al de verschillende plaatsen in de hersenen hebben bepaalde functies, op basis van die functie ga je zien dat die
info betekenis krijgt.
op basis van die betekenis gaan die zorgen dat er op een juiste manier gereageerd kan worden op die informatie.
gliacellen: helpen de neuronen op verschillende manieren bij de uitoefening van hun
informatieverwerkende taak.
rood = zenuwcel
er rond → veel van gliacellen die rondom de zenuwcel zitten.
het is dus complex qua hoeveelheid.
iemand die statisch denkt → fixt mindset
dynamisch → growth mindset
bv fixt: een klas krijgt een 1e test van wiskunde, veel lln halen goede punten maar ook een buis
→ er wordt snel beoordeeld, ze lkr zegt dat je het niet kan.
→ je brein heeft dat snel door, er is dan geen groei mogelijk.
→ dus een goede mentor brengt je heel ver omdat die een growth mindset heeft → door motivatie,..
iemand met een fixt mindset kan niemand laten groeien.
bv growth: lkr wiskunde zegt: het was NOG niet goed → je brein is afhankelijk vd omgeving, die begint
in je te geloven.
→ topsporter is niet met dat gen geboren, door coaches die hem motiveert kan je zo ver geraken
, 3.1 neuronen
via elektronenmicroscopie → niet zuivere structuur
je ziet een bolletje, lange staart, uitlopers
een zenuwcel is niet statisch, het is een veranderbaar iets → beweegt, zoekt andere
zenuwcellen op. → zoekt connecties. Uitlopers lijken wel armpjes waarmee die
connecties zoekt met andere.
zenuwcellen is de basis als je later het gedrag wil begrijpen.
Als zenuwcellen niet statisch is, gedrag dus ook niet.
persoonlijkheid, geheugen, intelligentie... zijn niet zuiver statisch.
intelligentie → je wordt geboren met een pakket en de genetica zegt dat het een elastiek is die je
zover kan uittrekken, je kan niet meer dan dat. Maar die rekbaarheid is wel veranderbaar. Spelen ook
andere factoren mee (omgeving),..
persoonlijkheid → verandert vaak met de tijd.
basis bouw van een zenuwcel:
centraal punt: cellichaam/soma, heeft een kern: celkern
daarrond heb je ‘uitlopers’: dendrieten die vastliggen
aan het cellichaam, kunnen er meer dan 10000 zijn.
overgang gaat richting een lange staart: axon, kan opsplitsen
(paar vertakkingen)
als je het axon uitloopt, gaat het verbinding maken met
een andere zenuwcel→ contactpunt: synaps
omhulsel rond het axon: myeline, eiwitten vormen een
beschermlaag rond het axon.
plaats waar het cellichaam en axon in elkaar overgaan:
axonheuvel.
3.1.1 celstructuur
cel heeft een lichaam, heeft een omhulsel→ celmembraan dat een opsplitsing maakt tss binnen en
buitenwereld.
in de binnenwereld zie je kleine organellen die zorgen dat de cel alles kan doen, blijft overleven in functie van
zelf/soortbehoud.
in cellichaam zit een kern dat belangrijk is voor het doorgeven van erfelijk materiaal na celdeling.
zenuwcel → met microscoop inzoomen. Hoe werkt die/hoe is de bouw?
Het hersenweefsel bestaat uit ongelofelijk veel zenuwcellen.
elektronenmicroscopen → microscopen die zeer in detail naar cellen
kunnen kijken. Je ziet de bouw van een zenuwcel.
2 grote groepen van cellen : zenuwcellen/neuronen en steuncellen/gliacellen
neuronen: opvangen en doorsturen van informatie naar de hersenen, het ordenen en interpreteren van al de
binnenkomende informatie en het voorbereiden/uitsturen van instructies naar de organen in de periferie
(buiten het centraal zenuwstelsel (hersenen/ruggegraat))
al de verschillende plaatsen in de hersenen hebben bepaalde functies, op basis van die functie ga je zien dat die
info betekenis krijgt.
op basis van die betekenis gaan die zorgen dat er op een juiste manier gereageerd kan worden op die informatie.
gliacellen: helpen de neuronen op verschillende manieren bij de uitoefening van hun
informatieverwerkende taak.
rood = zenuwcel
er rond → veel van gliacellen die rondom de zenuwcel zitten.
het is dus complex qua hoeveelheid.
iemand die statisch denkt → fixt mindset
dynamisch → growth mindset
bv fixt: een klas krijgt een 1e test van wiskunde, veel lln halen goede punten maar ook een buis
→ er wordt snel beoordeeld, ze lkr zegt dat je het niet kan.
→ je brein heeft dat snel door, er is dan geen groei mogelijk.
→ dus een goede mentor brengt je heel ver omdat die een growth mindset heeft → door motivatie,..
iemand met een fixt mindset kan niemand laten groeien.
bv growth: lkr wiskunde zegt: het was NOG niet goed → je brein is afhankelijk vd omgeving, die begint
in je te geloven.
→ topsporter is niet met dat gen geboren, door coaches die hem motiveert kan je zo ver geraken
, 3.1 neuronen
via elektronenmicroscopie → niet zuivere structuur
je ziet een bolletje, lange staart, uitlopers
een zenuwcel is niet statisch, het is een veranderbaar iets → beweegt, zoekt andere
zenuwcellen op. → zoekt connecties. Uitlopers lijken wel armpjes waarmee die
connecties zoekt met andere.
zenuwcellen is de basis als je later het gedrag wil begrijpen.
Als zenuwcellen niet statisch is, gedrag dus ook niet.
persoonlijkheid, geheugen, intelligentie... zijn niet zuiver statisch.
intelligentie → je wordt geboren met een pakket en de genetica zegt dat het een elastiek is die je
zover kan uittrekken, je kan niet meer dan dat. Maar die rekbaarheid is wel veranderbaar. Spelen ook
andere factoren mee (omgeving),..
persoonlijkheid → verandert vaak met de tijd.
basis bouw van een zenuwcel:
centraal punt: cellichaam/soma, heeft een kern: celkern
daarrond heb je ‘uitlopers’: dendrieten die vastliggen
aan het cellichaam, kunnen er meer dan 10000 zijn.
overgang gaat richting een lange staart: axon, kan opsplitsen
(paar vertakkingen)
als je het axon uitloopt, gaat het verbinding maken met
een andere zenuwcel→ contactpunt: synaps
omhulsel rond het axon: myeline, eiwitten vormen een
beschermlaag rond het axon.
plaats waar het cellichaam en axon in elkaar overgaan:
axonheuvel.
3.1.1 celstructuur
cel heeft een lichaam, heeft een omhulsel→ celmembraan dat een opsplitsing maakt tss binnen en
buitenwereld.
in de binnenwereld zie je kleine organellen die zorgen dat de cel alles kan doen, blijft overleven in functie van
zelf/soortbehoud.
in cellichaam zit een kern dat belangrijk is voor het doorgeven van erfelijk materiaal na celdeling.
