hoofdstuk 1: kennismaking met de sociale psychologie
kern: wij worden beïnvloed door andere mensen en beïnvloeden ook zelf.
sociale: de mens heeft contact/aanwezigheid nodig. Al vanaf geboorte (mama) is het belangrijk om je aan het
kind te hechten en het voldoende affectie te geven. Wij zijn vd dieren het meest sociaal.
Gaandeweg ontwikkelen zich er dan ook steeds uitgebreidere sociale netwerken, waarin er een wederzijdse
interactie is tussen het individu en de uitdijende groep van mensen waarmee het kind in contact staat.
We hebben die contacten ook nodig om te weten hoe wij ons voelen.
toxisch positief, het helpt niet als je het gevoel hebt dat je er alleen voor staat → je gaat je eenzamer
voelen, minder connecties hebben.
bv. liefdesverdriet, iemand zegt “er zijn nog genoeg vissen in de zee”.
denk aan de brug waar het vaakst zelfmoord gepleegt wordt.
sociale deprivatie iets niet meer krijgt, gebrek aan is
via gruwelijke experimenten aangetoond.
Wat gebeurd er als je de mens afsluit van de buitenwereld?
vb kinderen in weeshuizen in ijzeren bedjes zonder fysiek contact:
vergelijking tss weeskinderen met geen plaatsing vs met plaatsing → maanden later zagen ze zelfs
een verschil in de hersenontwikkeling tussen beiden. Onze hersenen leggen minder verbindingen.
→ de kids hebben later meer kans op angst, depressie, minder intellectueel.
→ toont aan hoe de mens voor elkaar belangrijk is voor ons welzijn/groei/ontwikkeling.
sociaal paradox → tegenstelling → er is iets wat niet klopt
we gaan veel weg van anderen, moeilijk om in contact te komen met iemand
bv op een trein ga je niet zomaar naast iemand zitten terwijl dat vroeger wel gebeurde.
experimenten tonen aan dat we andere mensen nodig hebben maar we ‘beschaamd’ zijn om te praten.
sociaal netwerk is belangrijk, het is een soort buffer voor je mentale welzijn.
invloed van andere:
- expliciet, heel duidelijk (bv je wilt weg van café maar je vrienden bestellen nog een ander drankje voor je)
- impliciet, (bv. pasta/wc-papier tijdens corona, iemand is daar mee gestart en ineens deed iedereen het, wave)
meerderheidsinvloed:
“als een ander het doet dan zal het wel oke zijn.”
vb ijs: er parkeert iemand als 1e op het ijs en dan doen 15 andere dat ook maar wanneer de 16e auto zich parkeert
zakt het ijs door.
= impliciete invloed, niemand had met elkaar gecommuniceerd
, verschillende zones:
iedereen heeft # zones, het is de afstand die je aanneemt tot een ander persoon.
Het kan soms ongepast zijn (leerkracht vs student in de intieme ruimte)
amygdala = orgaan voor emoties (vooral angst) + afstand bepaald tot iets/iemand.
→ beschadiging vd hersenen → de persoon kan de afstand nimmer
inschatten.
1.1 Studieobject vd sociale psychologie
1.11 gebiedsomschrijving
sociale psychologie is een wetenschappelijke studie. (resultaat van zorgvuldig wetenschappelijk onderzoek)
Allport is de grondlegger!
def: sociale psychologie is de wetenschappelijke studie vd manier waarop gedachten,gevoelens en handelingen van mensen beïnvloed
worden door de feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde (betrokken) aanwezigheid van andere mensen.
een wetenschappelijke studie: iedereen maakt interpretaties, we zijn cte bezig met andere te observeren.
Door die vele contacten doen we ook veel ervaringen op. Iedereen beschikt over deze ervaringen/mensenkennis.
→ Intuïtieve of voorwetenschappelijke psychologie.
Al van kleins af aan leren we hoe we moeten omgaan met andere → van oudere, leerkrachten,...
= gezond verstand , het is heel subjectief (hoe jij kijkt naar de wereld,..)
bv. je ziet iemand met zwarte kleding, je gaat ervan uit dat die persoon van metal music houdt.
schema:
empirische cyclus intuïtieve/ alledaagse kennis
typisch voor een wetenschappelijke aanpak is dat we heel de empirische cirkel doorlopen.
DWZ : er worden niet onmiddellijk vaste conclusies getrokken uit dingen die onderzoekers waarnemen, dat is
slechts de aanleiding om een hypothese te formuleren die nadien getoetst wordt voordat ze het statuut kunnen
krijgen van een wetenschappelijke waarneming.
kern: wij worden beïnvloed door andere mensen en beïnvloeden ook zelf.
sociale: de mens heeft contact/aanwezigheid nodig. Al vanaf geboorte (mama) is het belangrijk om je aan het
kind te hechten en het voldoende affectie te geven. Wij zijn vd dieren het meest sociaal.
Gaandeweg ontwikkelen zich er dan ook steeds uitgebreidere sociale netwerken, waarin er een wederzijdse
interactie is tussen het individu en de uitdijende groep van mensen waarmee het kind in contact staat.
We hebben die contacten ook nodig om te weten hoe wij ons voelen.
toxisch positief, het helpt niet als je het gevoel hebt dat je er alleen voor staat → je gaat je eenzamer
voelen, minder connecties hebben.
bv. liefdesverdriet, iemand zegt “er zijn nog genoeg vissen in de zee”.
denk aan de brug waar het vaakst zelfmoord gepleegt wordt.
sociale deprivatie iets niet meer krijgt, gebrek aan is
via gruwelijke experimenten aangetoond.
Wat gebeurd er als je de mens afsluit van de buitenwereld?
vb kinderen in weeshuizen in ijzeren bedjes zonder fysiek contact:
vergelijking tss weeskinderen met geen plaatsing vs met plaatsing → maanden later zagen ze zelfs
een verschil in de hersenontwikkeling tussen beiden. Onze hersenen leggen minder verbindingen.
→ de kids hebben later meer kans op angst, depressie, minder intellectueel.
→ toont aan hoe de mens voor elkaar belangrijk is voor ons welzijn/groei/ontwikkeling.
sociaal paradox → tegenstelling → er is iets wat niet klopt
we gaan veel weg van anderen, moeilijk om in contact te komen met iemand
bv op een trein ga je niet zomaar naast iemand zitten terwijl dat vroeger wel gebeurde.
experimenten tonen aan dat we andere mensen nodig hebben maar we ‘beschaamd’ zijn om te praten.
sociaal netwerk is belangrijk, het is een soort buffer voor je mentale welzijn.
invloed van andere:
- expliciet, heel duidelijk (bv je wilt weg van café maar je vrienden bestellen nog een ander drankje voor je)
- impliciet, (bv. pasta/wc-papier tijdens corona, iemand is daar mee gestart en ineens deed iedereen het, wave)
meerderheidsinvloed:
“als een ander het doet dan zal het wel oke zijn.”
vb ijs: er parkeert iemand als 1e op het ijs en dan doen 15 andere dat ook maar wanneer de 16e auto zich parkeert
zakt het ijs door.
= impliciete invloed, niemand had met elkaar gecommuniceerd
, verschillende zones:
iedereen heeft # zones, het is de afstand die je aanneemt tot een ander persoon.
Het kan soms ongepast zijn (leerkracht vs student in de intieme ruimte)
amygdala = orgaan voor emoties (vooral angst) + afstand bepaald tot iets/iemand.
→ beschadiging vd hersenen → de persoon kan de afstand nimmer
inschatten.
1.1 Studieobject vd sociale psychologie
1.11 gebiedsomschrijving
sociale psychologie is een wetenschappelijke studie. (resultaat van zorgvuldig wetenschappelijk onderzoek)
Allport is de grondlegger!
def: sociale psychologie is de wetenschappelijke studie vd manier waarop gedachten,gevoelens en handelingen van mensen beïnvloed
worden door de feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde (betrokken) aanwezigheid van andere mensen.
een wetenschappelijke studie: iedereen maakt interpretaties, we zijn cte bezig met andere te observeren.
Door die vele contacten doen we ook veel ervaringen op. Iedereen beschikt over deze ervaringen/mensenkennis.
→ Intuïtieve of voorwetenschappelijke psychologie.
Al van kleins af aan leren we hoe we moeten omgaan met andere → van oudere, leerkrachten,...
= gezond verstand , het is heel subjectief (hoe jij kijkt naar de wereld,..)
bv. je ziet iemand met zwarte kleding, je gaat ervan uit dat die persoon van metal music houdt.
schema:
empirische cyclus intuïtieve/ alledaagse kennis
typisch voor een wetenschappelijke aanpak is dat we heel de empirische cirkel doorlopen.
DWZ : er worden niet onmiddellijk vaste conclusies getrokken uit dingen die onderzoekers waarnemen, dat is
slechts de aanleiding om een hypothese te formuleren die nadien getoetst wordt voordat ze het statuut kunnen
krijgen van een wetenschappelijke waarneming.
