100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Overig

Zelfgemaakte tentamenvragen (Multiple choice) van Handboek voor GZ-psychologen + artikelen + Youlearn

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
28
Geüpload op
26-11-2023
Geschreven in
2023/2024

159 oefenvragen (met antwoorden) voor het vak Klinische Psychologie 3: De Klinische Praktijk van de Open Universiteit. Dit document bevat 15 open vragen en 144 multiple choice vragen. Zelfgemaakte tentamenvragen (Multiple choice) van Handboek voor GZ-psychologen + artikelen + Youlearn Let op: dit zijn zelf bedachte vragen, deze komen dus niet uit het tentamen.

Meer zien Lees minder
Instelling
Vak










Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Gekoppeld boek

Geschreven voor

Instelling
Studie
Vak

Documentinformatie

Geüpload op
26 november 2023
Aantal pagina's
28
Geschreven in
2023/2024
Type
Overig
Persoon
Onbekend

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Zelfgemaakte tentamenvragen van Handboek voor GZ-psychologen +
artikelen + Youlearn



Klinische Psychologie 3 PM0812




159 oefenvragen (met antwoorden) voor het vak Klinische Psychologie 3: De Klinische
Praktijk van de Open Universiteit. Dit document bevat 15 open vragen en 144 multiple
choice vragen. Let op: dit zijn zelf bedachte vragen, deze komen dus niet uit het tentamen.




Geschreven door
Liat Rachel Haas
Datum 2-11-2023




1

,Zelfgemaakte vragen Klinische Psychologie 3
1. Past de huisarts beter in het optelmodel of in het complementaire model?
2. In welk model wordt de generalist als onervaren gezien, in het optelsom of in het
complementaire model?
3. Volgens het optelsommodel komen cliënten bij de generalist als ze:
4. Wat is het grootste verschil tussen de generalist en specialist?
5. De wet BIG heeft een aantal doelen, welke hoort daar niet bij?
A. Het bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening
B. De bescherming van de cliënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig
handelen van Beroepsuitoefenaars
C. De bescherming van de scholingseisen
6. Wat is een verschil tussen de artikel 3 en artikel 34 beroepen met betrekking op de BIG?
7. Er zijn totaal 11 beroepen geregistreerd in het wet BIG. Voor de artikel 3 kent de big 6
regelingen, noem er minstens 3
8. Wat is het verschil tussen de basis-ggz en de gespecialiseerde ggz?
9. De wettelijke regelgeving heeft de positie van psychologen/pedagogen op 3 opzichten
versterkt. Geef aan of de volgende stelling juist of onjuist zijn:
A. Opname in de wet BIG heeft bijgedragen aan de emancipatie van de
psycholoog ten opzichte van andere disciplines in de gezondheidszorg
B. Opnamen in de wet BIG heeft geleidt tot aanmerkelijke verlaging van de
opleidingsstandaard voor psychologen in de gezondheidszorg
C. Psycholoog in de gezondheidszorg een duidelijk eigen gezicht gegeven.
10. Het optelsommodel en het complementaire model hebben veel verschillen maar ook een
overeenkomst. Welk overeenkomst wordt bedoelt?
11. Welke model praat over diepte en breedte en welk model over meer en minder kennis als
het gaat om specialisten en generalisten?
12. Welk aspect is kenmerkend voor de diagnostiek van een generalistische psycholoog?
13. In welke werkmodel worden de problemen van de client in de context geplaatst?
A. Het klopmodel
B. Het Kopmodel
14. Juist of onjuist. Het Klopmodel is het proces van samen zoeken naar de meest passende
probleemdefinitie?
15. Het klopmodel. Nachtmerries en flashback als gevolg van oorlog kunnen geplaats worden
onder:
A. K
B. L
C. O
D. P
16. De p in het klopmodel en kop model staat voor?
17. 1896 was het geboortejaar van de klinische psychologie in America, wie was daarvoor
verantwoordelijk?
A. James bowel
B. Klyn meas
C. Lightner witmer
18. In welke periode in Nederland kwam de klinische psychologie op?
19. Waar staat de afkorting wet BIG voor en sinds wanneer zijn de gz-psycholoog en
psychotherapeut opgenomen?
20. Wat is de relatie tussen de wet BIG en de FGzPt (Federatie gezondheidszorgpsychologen en
Psychotherapeuten?
21. Welk beroep in de wet BIG wordt als basisberoep genoemd (noem er minstens 2)?
A. Gz-psycholoog

2

, B. Psychotherapeut
C. Basis psycholoog
D. Klinisch psycholoog
22. De meeste mensen die in het BIG zijn geregistreerd werken als:
A. Gz-psycholoog
B. Psychotherapeut
C. Klinische psycholoog
D. Klinisch neuropsycholoog
23. Wat is geen hoofdtaak van de FGzPt (Federatie gezondheidszorgpsychologen en
Psychotherapeuten?
A. Opleiding
B. Erkenning
C. Diagnostiek
D. Toezicht
24. Wie adviseerde het college specialisme gezondheidspsychologen en psychotherapeuten… de
opleidingsraad of de commissie registratie en toezicht?
25. Het NIP is:
A. Een beroepsgroep van psychologen waarin de opleidingseisen van de
opleiding tot psycholoog staan
B. Een beroepsgroep die de kwaliteit van het beroep als psycholoog
waarborgt
C. Algemene psychologenvereniging en een representatieve
vertegenwoordiger van de beroepsgroep
26. Wat laat het dienstmerk NIP zien voor andere mensen?
27. Hoeveel procent is de life-time (ooit in het leven) prevalentie van psychische stoornissen in
Nederland?
A. 23,5%
B. 33,5%
C. 43,5%
28. Hoeveel procent van de volwassenen heeft op jaarbasis een psychische stoornissen in
Nederland?
A. 8%
B. 18%
C. 38%
29. Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn;
A. Stemmingsstoornissen komen het vaakst voor bij volwassen in tegenstelling tot
angststoornissen en middelenstoornissen?
B. Eén op de vijf volwassenen in Nederland krijgt ooit in het leven last van een
stemmingsstoornis, een angststoornis of een middelenstoornis
C. Elk jaar krijgt vijf tot tien procent van de Nederlandse volwassenen met één van deze
stoornissen te maken
30. Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn;
A. Vrouwen zijn vaker dan mannen gediagnosticeerd met een stemmings- of
angststoornis.
B. De depressieve stoornis, specifieke fobie en de sociale fobie komen relatief het
vaakst voor bij vrouwen.
C. Verder zijn vrouwen vaker gediagnosticeerd met dysthymie en een paniekstoornis
dan mannen.
D. Mannen krijgen juist vaker de diagnose middelenstoornis toegewezen en hebben
een grotere kans om deze stoornis voor het eerst te krijgen.
E. Alle middelenstoornissen komen vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.


3
€5,57
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
liatgoudsmit

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
liatgoudsmit Open Universiteit
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
0
Lid sinds
2 jaar
Aantal volgers
0
Documenten
1
Laatst verkocht
-

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via Bancontact, iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen