Arbeid en bevalling 2
Inhoud
Week 1 ..................................................................................................................................................... 2
Infuustherapie (Natacha Van de Craen) .............................................................................................. 2
Bloed (derivaten) (Natacha Van de Craen) ........................................................................................ 12
Pré inductie (Giovanna Gooris) ......................................................................................................... 22
GBS en antibiotica therapie tijdens arbeid (Giovanna Gooris) .......................................................... 27
De invloed van SOA’s (Stefanie Steegen) ........................................................................................... 31
Infiltreren, episiotomie en hechten (Giovanna Gooris)..................................................................... 39
Partus, placentaire fase, post placentaire fase (Giovanna Gooris).................................................... 45
Week 2 ................................................................................................................................................... 51
Schedelelektrode + CTG (Sophie Rimaux) ......................................................................................... 51
CTG interpretatie en classificatie ................................................................................................... 51
Plaatsen Schedelelektrode ............................................................................................................ 56
CTG basisfysiologie ........................................................................................................................ 57
CTG STAN fysiologie ....................................................................................................................... 60
Epidurale (Marc Vande Velde) ........................................................................................................... 66
Misbruik (Kaatje van Hemelrijk) ........................................................................................................ 72
Verlengde 1e+2e fase (Brigitte Bernaerts) .......................................................................................... 76
Evidence based practice (Luka van Leugenhaege) ............................................................................ 85
Ventouse + forceps (Ellen Faes) ......................................................................................................... 88
Sectio (Ellen Faes) .............................................................................................................................. 96
Week 3: ................................................................................................................................................ 101
Evidence Based Practice (Luka Leugenhaege) ................................................................................. 101
,Week 1
Infuustherapie (Natacha Van de Craen)
Inhoud
• Definitie
• Doel infuustherapie
• Gebruikte oplossingen
• Gebruikt materiaal
• Plaatsbepaling
• Overzicht potentiële problemen
• Preventie complicaties
• Opvang belangrijke complicaties
• Bestrijding van shock en toxische reacties
Definitie
• Toediening van een geneesmiddel of vloeistof via parenterale weg
• Parenteraal is de toedieningsvorm van geneesmiddelen of voeding langs een andere weg dan
via het maagdarmstelsel (enteraal).
• Op voorschrift
Doel
• Afwijkingen in volume en samenstelling normaliseren
• Verhogen van de bloeddruk (bij epidurale verdoving)
• Parenterale voeding (voeding via het infuus met calorieën als mensen zelf niet kunnen eten)
• Desintoxicatie (teveel alcohol/ medicatie inname)
• Diagnostisch (minder van belang in de verloskunde) (contrastvloeistof inspuiten)
• Waakinfuus/ slotje (meestal routine op verloskamer, maar niet altijd nodig)
• Toegangsweg voor geneesmiddelen:
• Continu (infuus blijft constant aanhangen)
• Bolus (eenmalig toedienen)
Normale vochthuishouding
• Menselijk lichaam → 60% water
• 40% intracellulair (in lichaamscellen, weefselvocht)
• 20% extracellulair (buiten de cellen)
• 15% interstitieel (in de ruimte tussen de cellen)
• 5% in de bloedvaten (plasma) en lymfevaten (lymfe)
Verlies van water door:
• Uitscheiding urine
• Onmerkbare afgifte van waterdamp via longen en huid.
Hoeveelheid water wordt op peil gehouden door voornamelijk de nieren
• Veel vochtverlies → weinig urineproductie
• Veel vochttoevoer → veel urineproductie
o Vooral watergehalte in plasma!
• Aanbod water te plots en nieren kunnen het niet zo snel verwerken of probleem met de
uitscheidingsfunctie → water vanuit de bloedvaten naar interstitiële ruimte en cellen
, →Zo blijft watergehalte van plasma binnen de normen
Gestoorde vochthuishouding
Dehydratatie:
• Hypertone dehydratatie → waterverlies > Na+-verlies
• Isotone dehydratatie → waterverlies = Na+-verlies
• Hypotone dehydratatie → Na+-verlies > waterverlies
Overhydratatie:
• Hypertone overhydratatie → te veel vocht + te laag Na+
• Isotone overhydratatie → Na+ is normaal, veel extracellulair vocht + oedeem
• Hypotone overhydratatie → intra- én extracellulair vocht is gestegen
Normale elektrolytenhuishouding
• Elektrolyt= een stof die in een waterige oplossing in ionen wordt gesplitst
• Voorbeeld: Na+, K+, Ca2+, Mg2+, Cl-
• Intracellulair vocht → rijk aan Kalium en Fosfaat
• Extracellulair vocht → rijk aan Natrium en Chloride
Gestoorde elektrolytenhuishouding
Hypo- of hypernatriëmie
Hypo- of hyperkaliëmie
Hypo- of hypercalciëmie
Hypo- of hypermagnesiëmie
Zuur- base evenwicht:
• Concentratie waterstofionen in plasma bepaalt de pH van het bloed
• Normaal: 7,40
• Acidose: pH < 7,35
• Alkalose: pH > 7,45
• Foetale pH kent andere waarden! Zie later
• Nieren en longen zorgen voor handhaven van een constante pH van het bloed:
• Nieren
• Longen →
• Bij alkalose: oppervlakkiger ademen → minder CO2 uitscheiden
• Bij acidose: Dieper in- en uitademen → meer CO2 uitscheiden
Gestoord zuur- base evenwicht:
, Stofwisseling: Longen:
Metabole alkalose Respiratoire alkalose
Metabole acidose → Hyperventilatie
Respiratoire acidose
→ Hypoventilatie
Afwijkingen in volume en samenstelling van de lichaamsvochten normaliseren
• Nieren
• Longen
• Spijsverteringsstelsel
• Huid
o Soms werkt 1 van deze functies niet goed en gebruiken we infuustherapie
Verhogen van de bloeddruk:
• Bij plotse bloeddrukval en shocktoestanden als gevolg van:
• Grote bloedingen (Fluxus na bevalling)
• Zware infectie
• Na epidurale verdoving
Parenterale voeding:
• Comateuze patiënten
• Verbranding of kwaadaardige aandoeningen van mond, slokdarm…
• Zware ondervoeding
• Voorbeeld van TPN (totale parenterale nutritie) in EVA bag →
Desintoxicatie:
• Normaal doet lichaam dit via huid, longen, nieren en lever
• Schadelijke stoffen verdunnen, op te lossen of uit te scheiden
• Voorbeeld: dialyse
Toegangsweg voor geneesmiddelen
- Continu - Bolusinjectie
Theobaldinfuus (opwekken contracties)
Cytostatica → oncologie
Tocolyse (preterme contracties remmen)
Antibiotica (GBS)
Anti-emetica (tegen misselijkheid)
Pijnstilling (Paracetamol)
Magnesium (Pre- eclampsie)
Maagprotectie
Glucose (Pre operatief/ diabetes)
Insuline Tocolyse
• Voorbeeld van Theobaldinfuus
• Inductie van de arbeid
• Stimuleren van de arbeid
• Postpartum
• 10I.E./ml Syntocinon® opgelost in 1 liter NaCl 0,9% of glucose 5%
• Tijdens arbeid mét infuuspomp!
Inhoud
Week 1 ..................................................................................................................................................... 2
Infuustherapie (Natacha Van de Craen) .............................................................................................. 2
Bloed (derivaten) (Natacha Van de Craen) ........................................................................................ 12
Pré inductie (Giovanna Gooris) ......................................................................................................... 22
GBS en antibiotica therapie tijdens arbeid (Giovanna Gooris) .......................................................... 27
De invloed van SOA’s (Stefanie Steegen) ........................................................................................... 31
Infiltreren, episiotomie en hechten (Giovanna Gooris)..................................................................... 39
Partus, placentaire fase, post placentaire fase (Giovanna Gooris).................................................... 45
Week 2 ................................................................................................................................................... 51
Schedelelektrode + CTG (Sophie Rimaux) ......................................................................................... 51
CTG interpretatie en classificatie ................................................................................................... 51
Plaatsen Schedelelektrode ............................................................................................................ 56
CTG basisfysiologie ........................................................................................................................ 57
CTG STAN fysiologie ....................................................................................................................... 60
Epidurale (Marc Vande Velde) ........................................................................................................... 66
Misbruik (Kaatje van Hemelrijk) ........................................................................................................ 72
Verlengde 1e+2e fase (Brigitte Bernaerts) .......................................................................................... 76
Evidence based practice (Luka van Leugenhaege) ............................................................................ 85
Ventouse + forceps (Ellen Faes) ......................................................................................................... 88
Sectio (Ellen Faes) .............................................................................................................................. 96
Week 3: ................................................................................................................................................ 101
Evidence Based Practice (Luka Leugenhaege) ................................................................................. 101
,Week 1
Infuustherapie (Natacha Van de Craen)
Inhoud
• Definitie
• Doel infuustherapie
• Gebruikte oplossingen
• Gebruikt materiaal
• Plaatsbepaling
• Overzicht potentiële problemen
• Preventie complicaties
• Opvang belangrijke complicaties
• Bestrijding van shock en toxische reacties
Definitie
• Toediening van een geneesmiddel of vloeistof via parenterale weg
• Parenteraal is de toedieningsvorm van geneesmiddelen of voeding langs een andere weg dan
via het maagdarmstelsel (enteraal).
• Op voorschrift
Doel
• Afwijkingen in volume en samenstelling normaliseren
• Verhogen van de bloeddruk (bij epidurale verdoving)
• Parenterale voeding (voeding via het infuus met calorieën als mensen zelf niet kunnen eten)
• Desintoxicatie (teveel alcohol/ medicatie inname)
• Diagnostisch (minder van belang in de verloskunde) (contrastvloeistof inspuiten)
• Waakinfuus/ slotje (meestal routine op verloskamer, maar niet altijd nodig)
• Toegangsweg voor geneesmiddelen:
• Continu (infuus blijft constant aanhangen)
• Bolus (eenmalig toedienen)
Normale vochthuishouding
• Menselijk lichaam → 60% water
• 40% intracellulair (in lichaamscellen, weefselvocht)
• 20% extracellulair (buiten de cellen)
• 15% interstitieel (in de ruimte tussen de cellen)
• 5% in de bloedvaten (plasma) en lymfevaten (lymfe)
Verlies van water door:
• Uitscheiding urine
• Onmerkbare afgifte van waterdamp via longen en huid.
Hoeveelheid water wordt op peil gehouden door voornamelijk de nieren
• Veel vochtverlies → weinig urineproductie
• Veel vochttoevoer → veel urineproductie
o Vooral watergehalte in plasma!
• Aanbod water te plots en nieren kunnen het niet zo snel verwerken of probleem met de
uitscheidingsfunctie → water vanuit de bloedvaten naar interstitiële ruimte en cellen
, →Zo blijft watergehalte van plasma binnen de normen
Gestoorde vochthuishouding
Dehydratatie:
• Hypertone dehydratatie → waterverlies > Na+-verlies
• Isotone dehydratatie → waterverlies = Na+-verlies
• Hypotone dehydratatie → Na+-verlies > waterverlies
Overhydratatie:
• Hypertone overhydratatie → te veel vocht + te laag Na+
• Isotone overhydratatie → Na+ is normaal, veel extracellulair vocht + oedeem
• Hypotone overhydratatie → intra- én extracellulair vocht is gestegen
Normale elektrolytenhuishouding
• Elektrolyt= een stof die in een waterige oplossing in ionen wordt gesplitst
• Voorbeeld: Na+, K+, Ca2+, Mg2+, Cl-
• Intracellulair vocht → rijk aan Kalium en Fosfaat
• Extracellulair vocht → rijk aan Natrium en Chloride
Gestoorde elektrolytenhuishouding
Hypo- of hypernatriëmie
Hypo- of hyperkaliëmie
Hypo- of hypercalciëmie
Hypo- of hypermagnesiëmie
Zuur- base evenwicht:
• Concentratie waterstofionen in plasma bepaalt de pH van het bloed
• Normaal: 7,40
• Acidose: pH < 7,35
• Alkalose: pH > 7,45
• Foetale pH kent andere waarden! Zie later
• Nieren en longen zorgen voor handhaven van een constante pH van het bloed:
• Nieren
• Longen →
• Bij alkalose: oppervlakkiger ademen → minder CO2 uitscheiden
• Bij acidose: Dieper in- en uitademen → meer CO2 uitscheiden
Gestoord zuur- base evenwicht:
, Stofwisseling: Longen:
Metabole alkalose Respiratoire alkalose
Metabole acidose → Hyperventilatie
Respiratoire acidose
→ Hypoventilatie
Afwijkingen in volume en samenstelling van de lichaamsvochten normaliseren
• Nieren
• Longen
• Spijsverteringsstelsel
• Huid
o Soms werkt 1 van deze functies niet goed en gebruiken we infuustherapie
Verhogen van de bloeddruk:
• Bij plotse bloeddrukval en shocktoestanden als gevolg van:
• Grote bloedingen (Fluxus na bevalling)
• Zware infectie
• Na epidurale verdoving
Parenterale voeding:
• Comateuze patiënten
• Verbranding of kwaadaardige aandoeningen van mond, slokdarm…
• Zware ondervoeding
• Voorbeeld van TPN (totale parenterale nutritie) in EVA bag →
Desintoxicatie:
• Normaal doet lichaam dit via huid, longen, nieren en lever
• Schadelijke stoffen verdunnen, op te lossen of uit te scheiden
• Voorbeeld: dialyse
Toegangsweg voor geneesmiddelen
- Continu - Bolusinjectie
Theobaldinfuus (opwekken contracties)
Cytostatica → oncologie
Tocolyse (preterme contracties remmen)
Antibiotica (GBS)
Anti-emetica (tegen misselijkheid)
Pijnstilling (Paracetamol)
Magnesium (Pre- eclampsie)
Maagprotectie
Glucose (Pre operatief/ diabetes)
Insuline Tocolyse
• Voorbeeld van Theobaldinfuus
• Inductie van de arbeid
• Stimuleren van de arbeid
• Postpartum
• 10I.E./ml Syntocinon® opgelost in 1 liter NaCl 0,9% of glucose 5%
• Tijdens arbeid mét infuuspomp!