Samenvatting Vennootschapsbelasting Semester 5.1
Leerdoelen:
o De student onthoudt de begrippen rondom bepalingen omtrent de BTW/OVB in relatie tot
vastgoed, TBS-regeling, box-3 heffing (spaarvariant), consumptief besteedbaar inkomen,
winstbepaling in de VPB, risicobeheersing/afzonderen vermogen, herstructureren in de VPB
(bedrijfsfusie, uitzakken binnen fiscale eenheid en juridische splitsing), doorschuiffaciliteiten in
de AB-regeling en de bedrijfsopvolgingsregeling in de SW1956.
o De student begrijpt op welke wijze in de DGA-adviespraktijk het inkomen en vermogen (incl.
vastgoed) van een DGA ondergebracht wordt in een vennootschapsstructuur.
o De student kan de bepalingen uit de diverse belastingwetten toepassen op een cliënt specifieke
situatie waarbij sprake is van ondernemingsvermogen ondergebracht in een vennootschaps-
structuur, naast privévermogen van de DGA.
o De student analyseert de (geconsolideerde) jaarrekening van een houdstervennootschap en de
privévermogens- en inkomenssituatie van een DGA op fiscale merites (fiscale screening).
o De student evalueert de vennootschap structuur, alsmede de fiscale positie van zowel de
(holding) vennootschap als de DGA en adviseert zo nodig een alternatieve structuur.
o De student creëert een mogelijke concernstructuur van meerdere vennootschapen, waarbij
belastingdruk (Tax burden) wordt geoptimaliseerd, de fiscale risico’s worden geminimaliseerd en
waarbij de faciliteiten in de Wet IB (Box 1, 2 en 3), Wet VPB (deelnemingsvrijstelling, fiscale
eenheid en fusie/juridische splitsing), Wet OB/WBR in relatie tot vastgoed integraal in
ogenschouw worden genomen.
Structureren vastgoed
Zakelijk vastgoed:
Waar kan een DGA nieuw te verwerven vastgoed het beste onderbrengen?
o Privé
o In de bv (holding, tussenholding of werkmaatschappij)
Vastgoed in privé:
Vastgoed aankopen in privé en verhuren aan de bv (werkmaatschappij?).
o Terbeschikkingstellingsopbrengst (huuropbrengst) is belast in box 1 (artikel 3.92 IB, ook rekening
houden met goedkoopmansgebruik (artikel 3.95 IB)).
o Terbeschikkingstellingsvrijstelling: 12% (artikel 3.99b IB).
o Kosten: afschrijving (let op: afschrijf beperking uit artikel 3.30a IB, bodemwaarde is 50% van
WOZ), onderhoud (voorziening/KER (artikel 3.53 IB), vaste lasten (onroerendezaakbelasting,
verzekering, GWL) en financiering.
o Financiering bij de bank , of de bv (let op wet excessief lenen van de eigen bv).
o Wat als:
- De bv wordt verkocht? pand gaat van box 1 naar box 3 en dat leidt tot direct afrekenen in
box 3 (kan TBS-vrijstelling gebruiken).
- Het pand niet langer (volledig) aan de bv wordt verhuurd maar (deels ook aan) derden?
pand gaat van box 1 naar box 3 dat leidt tot direct afrekenen in box 3 (kan TBS-vrijstelling
gebruiken).
o Huur aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting (huur wordt gecorrigeerd naar zakelijkheid
(goedkoopmansgebruik).
, Vastgoed in de bv:
Vastgoed aankopen in de bv.
o Geen huurkosten.
o Wel andere kosten: afschrijving (let op: afschrijfbeperking uit artikel 3.30a IB. bodemwaarde is
100% van de WOZ i.p.v. 50%), onderhoud (voorziening/KER (artikel 3.53 IB), vaste lasten
(onroerendezaakbelasting, verzekering, GWL) en financiering.
o Bij verkoop van de aandelen in de bv wordt ook de financiering “mee verkocht”. Dit is voordelig
bij gunstige hypotheekvoorwaarden (bijvoorbeeld rente) of indien koper van de aandelen (kind)
geen financiering voor de bv kan krijgen.
o Bij verkoop van de aandelen in de bv i.p.v. het pand is de stille reserve in het pand nog niet
belast (uitstel van heffing). de koper bedingt wel een korting op de verkoopprijs voor de
latente VPB (belastinglatentie).
Bedrijfspand in de holding:
o Verhuur aan de werkmaatschappij: winst en vermogensvorming in de holding (voordeel).
o Pand wordt uit de risicosfeer gehaald bij faillissement werkmaatschappij (voordeel).
o Gebruikmaken van MKB-tariefopstapje in de VPB (vanaf 2023: % 200.000) (voordeel), tenzij
fiscale eenheid voor de VPB.
o Weinig flexibiliteit bij bedrijfsopvolging (nadeel). Verkoop holding leidt tot
aanmerkelijkbelangheffing. Verkoop pand leidt tot VPB-heffing over de stille reserve en
overdrachtsbelasting.
Geniet vanwege de weinige flexibiliteit bij bedrijfsopvolging niet de voorkeur.
Bedrijfspand in de tussenholding:
o Verhuur aan de werkmaatschappij: winst en vermogensvorming in de tussenholding (voordeel).
o Vermogen kan via dividenduitkeringen naar de holding (voordeel).
o Pand uit de risicosfeer bij faillissement werkmaatschappij (voordeel).
o Zeer flexibel bij bedrijfsopvolging: (ver)koop tussenholding deelneming én pand gezamenlijk,
dan wel uitsluitend (ver)koop werkmaatschappij zonder pand (voordeel).
o Gebruikmaken van MKB-tariefopstapje in de VPB (vanaf 2023: € 200.000) (voordeel), tenzij
fiscale eenheid voor de VPB.
o Extra bv en kosten (nadeel).
Geniet de voorkeur.
Bedrijfspand in de werkmaatschappij:
o Gebruik door de eigenaar (voordeel).
o Geen huur, wel gebruikerskosten, zoals financiering, afschrijving (bodemwaarde in de VPB 100%
i.p.v. 50% v/d WOZ), onderhoud en vaste lasten (voordeel).
o Geen huur/wel kosten: hogere winst in werkmaatschappij en geen mogelijkheid voor extra MKB-
tariefopstapje (15% i.p.v. 25%) (nadeel).
o Pand in de risicosfeer bij faillissement werkmaatschappij (nadeel).
o Weinig flexibiliteit bij bedrijfsopvolging: indien de aandelen worden verkocht, dan krijgt de koper
de onderneming én het pand (nadeel).
o Geen extra bv en dus minder kosten (voordeel).
Geniet vanwege de weinige flexibiliteit bij bedrijfsopvolging niet de voorkeur.
Bedrijfsopvolgingsregelingen:
Artikelen 4.17a, 4.17b, 4.17c, 4.39a, 4.39c IB en 35b, 35c, 35d, 35e SW.
Leerdoelen:
o De student onthoudt de begrippen rondom bepalingen omtrent de BTW/OVB in relatie tot
vastgoed, TBS-regeling, box-3 heffing (spaarvariant), consumptief besteedbaar inkomen,
winstbepaling in de VPB, risicobeheersing/afzonderen vermogen, herstructureren in de VPB
(bedrijfsfusie, uitzakken binnen fiscale eenheid en juridische splitsing), doorschuiffaciliteiten in
de AB-regeling en de bedrijfsopvolgingsregeling in de SW1956.
o De student begrijpt op welke wijze in de DGA-adviespraktijk het inkomen en vermogen (incl.
vastgoed) van een DGA ondergebracht wordt in een vennootschapsstructuur.
o De student kan de bepalingen uit de diverse belastingwetten toepassen op een cliënt specifieke
situatie waarbij sprake is van ondernemingsvermogen ondergebracht in een vennootschaps-
structuur, naast privévermogen van de DGA.
o De student analyseert de (geconsolideerde) jaarrekening van een houdstervennootschap en de
privévermogens- en inkomenssituatie van een DGA op fiscale merites (fiscale screening).
o De student evalueert de vennootschap structuur, alsmede de fiscale positie van zowel de
(holding) vennootschap als de DGA en adviseert zo nodig een alternatieve structuur.
o De student creëert een mogelijke concernstructuur van meerdere vennootschapen, waarbij
belastingdruk (Tax burden) wordt geoptimaliseerd, de fiscale risico’s worden geminimaliseerd en
waarbij de faciliteiten in de Wet IB (Box 1, 2 en 3), Wet VPB (deelnemingsvrijstelling, fiscale
eenheid en fusie/juridische splitsing), Wet OB/WBR in relatie tot vastgoed integraal in
ogenschouw worden genomen.
Structureren vastgoed
Zakelijk vastgoed:
Waar kan een DGA nieuw te verwerven vastgoed het beste onderbrengen?
o Privé
o In de bv (holding, tussenholding of werkmaatschappij)
Vastgoed in privé:
Vastgoed aankopen in privé en verhuren aan de bv (werkmaatschappij?).
o Terbeschikkingstellingsopbrengst (huuropbrengst) is belast in box 1 (artikel 3.92 IB, ook rekening
houden met goedkoopmansgebruik (artikel 3.95 IB)).
o Terbeschikkingstellingsvrijstelling: 12% (artikel 3.99b IB).
o Kosten: afschrijving (let op: afschrijf beperking uit artikel 3.30a IB, bodemwaarde is 50% van
WOZ), onderhoud (voorziening/KER (artikel 3.53 IB), vaste lasten (onroerendezaakbelasting,
verzekering, GWL) en financiering.
o Financiering bij de bank , of de bv (let op wet excessief lenen van de eigen bv).
o Wat als:
- De bv wordt verkocht? pand gaat van box 1 naar box 3 en dat leidt tot direct afrekenen in
box 3 (kan TBS-vrijstelling gebruiken).
- Het pand niet langer (volledig) aan de bv wordt verhuurd maar (deels ook aan) derden?
pand gaat van box 1 naar box 3 dat leidt tot direct afrekenen in box 3 (kan TBS-vrijstelling
gebruiken).
o Huur aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting (huur wordt gecorrigeerd naar zakelijkheid
(goedkoopmansgebruik).
, Vastgoed in de bv:
Vastgoed aankopen in de bv.
o Geen huurkosten.
o Wel andere kosten: afschrijving (let op: afschrijfbeperking uit artikel 3.30a IB. bodemwaarde is
100% van de WOZ i.p.v. 50%), onderhoud (voorziening/KER (artikel 3.53 IB), vaste lasten
(onroerendezaakbelasting, verzekering, GWL) en financiering.
o Bij verkoop van de aandelen in de bv wordt ook de financiering “mee verkocht”. Dit is voordelig
bij gunstige hypotheekvoorwaarden (bijvoorbeeld rente) of indien koper van de aandelen (kind)
geen financiering voor de bv kan krijgen.
o Bij verkoop van de aandelen in de bv i.p.v. het pand is de stille reserve in het pand nog niet
belast (uitstel van heffing). de koper bedingt wel een korting op de verkoopprijs voor de
latente VPB (belastinglatentie).
Bedrijfspand in de holding:
o Verhuur aan de werkmaatschappij: winst en vermogensvorming in de holding (voordeel).
o Pand wordt uit de risicosfeer gehaald bij faillissement werkmaatschappij (voordeel).
o Gebruikmaken van MKB-tariefopstapje in de VPB (vanaf 2023: % 200.000) (voordeel), tenzij
fiscale eenheid voor de VPB.
o Weinig flexibiliteit bij bedrijfsopvolging (nadeel). Verkoop holding leidt tot
aanmerkelijkbelangheffing. Verkoop pand leidt tot VPB-heffing over de stille reserve en
overdrachtsbelasting.
Geniet vanwege de weinige flexibiliteit bij bedrijfsopvolging niet de voorkeur.
Bedrijfspand in de tussenholding:
o Verhuur aan de werkmaatschappij: winst en vermogensvorming in de tussenholding (voordeel).
o Vermogen kan via dividenduitkeringen naar de holding (voordeel).
o Pand uit de risicosfeer bij faillissement werkmaatschappij (voordeel).
o Zeer flexibel bij bedrijfsopvolging: (ver)koop tussenholding deelneming én pand gezamenlijk,
dan wel uitsluitend (ver)koop werkmaatschappij zonder pand (voordeel).
o Gebruikmaken van MKB-tariefopstapje in de VPB (vanaf 2023: € 200.000) (voordeel), tenzij
fiscale eenheid voor de VPB.
o Extra bv en kosten (nadeel).
Geniet de voorkeur.
Bedrijfspand in de werkmaatschappij:
o Gebruik door de eigenaar (voordeel).
o Geen huur, wel gebruikerskosten, zoals financiering, afschrijving (bodemwaarde in de VPB 100%
i.p.v. 50% v/d WOZ), onderhoud en vaste lasten (voordeel).
o Geen huur/wel kosten: hogere winst in werkmaatschappij en geen mogelijkheid voor extra MKB-
tariefopstapje (15% i.p.v. 25%) (nadeel).
o Pand in de risicosfeer bij faillissement werkmaatschappij (nadeel).
o Weinig flexibiliteit bij bedrijfsopvolging: indien de aandelen worden verkocht, dan krijgt de koper
de onderneming én het pand (nadeel).
o Geen extra bv en dus minder kosten (voordeel).
Geniet vanwege de weinige flexibiliteit bij bedrijfsopvolging niet de voorkeur.
Bedrijfsopvolgingsregelingen:
Artikelen 4.17a, 4.17b, 4.17c, 4.39a, 4.39c IB en 35b, 35c, 35d, 35e SW.