verliesverrekening
Onderdeel: binnenlandse en buitenlandse belastingplicht VPB
Binnenlands en buitenlands belastingplicht VPB:
- belastingplicht van lichamen (rechtspersonen) → art. 1 Vpb
- belastingplicht op grond van rechtsvorm → art. 2 lid 1 sub a en b Vpb
- belastingplichtig met gehele vermogen → art. 2.6 Vpb
Subjectieve belastingplicht → wie is belastingplichtig?
Objectieve belastingplicht → waarover wordt belasting geheven?
Feitelijke vestigingsplaats → daar waar de centrale leiding is gevestigd (art. 4 AWR)
Fictieve vestigingsplaats → als een lichaam is opgericht naar NL recht (art. 2 lid 5 Vpb)
Conclusie: wie zijn er belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting?
1. Binnenlandse belastingplichtigen: wordt belast voor zijn winst uit gehele wereld
→ art. 2 lid 1 sub …Vpb
a: NV of BV
b: Coöperaties en verenigingen
d: verenigingen en stichtingen indien en voor zover zij een onderneming drijven (zie
de betekenis van het drijven van een onderneming hieronder)
f: fondsen voor gemene rekening
g: publiekrechtelijke rechtspersonen voor zover zij een onderneming drijven
2. Buitenlandse belastingplichtigen: wordt alleen belast voor de winst die afkomstig
is uit NL (art. 3 en art. 17.3 Vpb)
Art. 4 Vpb → Er is sprake van het drijven van een onderneming als er in concurrentie
wordt getreden met ondernemingen. Dit is het concurrentiecriterium → bij het ontbreken
van een winststreven. Er is sprake van concurrentie als de aangeboden producten/diensten
ook bij andere ondernemingen te verkrijgen zijn.
,Art. 3 lid 4 Vpb → vaste inrichting (sub a = verdrag van toepassing en sub b = geen ‘’)
Definitie vaste inrichting (sub b) → een vaste bedrijfsinrichting → plaats van uitvoering van
een bouwwerk of constructie- of montagewerkzaamheden, waarvan de duur de 12 maanden
overschrijdt.
Art. 6 Vpb → subjectieve vrijstelling
Bij onder andere lichamen zoals bedoeld in art. 2 lid 1 sub e Vpb. Indien de winst van het
jaar niet meer bedraagt dan € 15.000, dan wel het betreffende jaar en de vier voorgaande
jaren de winsten samen niet meer bedragen dan € 75.000, dan is er sprake van een
vrijstelling voor de Vpb.
Art. 2 lid 1 sub g → overheidsbedrijven
→ indirecte overheidsbedrijven ogv. art. 2 lid 1 a t/m e Vpb
→ directe overheidsbedrijven: voor zover zij een onderneming drijven
Fiscaal transparant (besloten CV) → dan houdt dat in dat je door de CV kijkt en dat je bij
de personen erachter kijkt en dat zij dus de belasting moeten betalen (beherend- en stille
vennoot). Je kijkt er dus doorheen en je belast de personen erachter → IB plichtig
Niet fiscaal transparant (open CV) → dan is de winst belast in de VPB door de CV → VPB
plichtig in NL
Lichamen die hybride zijn: het ene land ziet het lichaam als VPB plichtige, terwijl het andere
land het misschien wel als een IB plichtige ziet (art. 2 lid 6 VPB).
,Onderdeel: einde belastingplicht Vpb
Er is sprake van het einde van de belastingplicht van de Vpb indien:
- einde inwonerschap (art. 15c Vpb)
- ophouden belastbare winst te genieten (art. 15d Vpb)
, Onderdeel: vermogensvergelijking Vpb
Onderdeel: winst Vpb
De winst Vpb wordt bepaald op grond van art. 8 lid 1 en 2 Vpb. Dit is grotendeels conform
de winst IB.
Art. 8 lid 5 Vpb → gemengde kosten
- bij een of meer werknemers in de zin van de Wet LB
- winst wordt mede opgevat conform art. 3.15 Wet IB
- art. 3. 15 lid 1 IB wordt vervangen door 0,4% van het verzamelloon van de
werknemers en is niet aftrekbaar indien deze uitkomst hoger is dan € 5.100,-
Deelneming is geen bedrijfsmiddel voor HIR (art. 8 lid 13 Vpb).
Art. 9 lid 1 Vpb → Aftrekbare kosten
Art. 10 lid 1 Vpb → Niet aftrekbare kosten