Hoofdstuk 1 : microscopische technieken
Inleiding
Microbiologie → micros = klein ; bios = leven ; logos = studie
= studie van microscopisch kleine levende organismen
tandoppervlak
4 soorten micro-organismen : Overleven op plekken met :
- Bacteriën - Een zuur milieu (pH 0)
- Virussen (meest voorkomende) - Een basisch milieu (pH 13)
- Schimmels - 0°C
- Parasieten - >100°C
- Zout milieu (5% NaCl)
Micro-organismen : opbouw
2 soorten cellulaire micro-organismen :
- Prokaryoten (geen celkern, geen celorganellen)
- Eukaryoten (karyo = kern, eu = echt goed) → de mens heeft allemaal eukaryoten cellen.
→ verschil tussen deze 2 is niet enkel de kern maar ook de grootte, de eukaryoten zijn over het algemeen
groter dan prokaryoten.
,Prokaryoten : een eencellig organisme zonder celkern. Hebben circulair DNA dat zich los in de cel bevindt,
dit in tegenstelling tot eukaryoten. Hebben meestal ook een stevige celwand. Sommige prokaryoten
hebben ook een zweepstaart (maar niet allemaal).
Eukaryoten : hebben lineair DNA dat zich in de celkern bevindt. Hebben een minder stevige celwand.
Organismen bestuderen :
- Donkerveldmicroscoop
- Fase-contrastmicroscoop
- Fluorescentiemicroscoop
- Elektronenmicroscoop (gebruik van elektronen voor beeldvorming)
- Lichtmicroscoop (wordt vooral gebruikt voor bacteriën)
→ kunnen met het blote oog tot 1mm (x 100 =100µm) zien
→ de soort microscoop is afhankelijk van de grootte van het object dat je
wil bestuderen.
Totale vergroting =
oculair X vergroting
objectief
Grootste vergroting : wordt gebruik
gemaakt van immersieolie (grotere
brekingshoek) op het preparaat :
deze olie zorgt ervoor dat er meer
lichtstralen worden opgevangen.
Bacteriën zorgen dat het licht wordt
verstrooid.
Met de lichtmicroscoop
kunne we tot 2𝜇m
kijken, boven de 2
werken we met
elektronenmicroscoop
(hiermee kunnen we
virussen mee zien zoals
ebolavirus en
coronavirus).
,1. vingerafdruk = lijnenpatroon op een vinger
1. → 2. : 10x vergroten
2. → 3. : nog eens 10x vergroten …..
6. ribosomen zichtbaar
7. kleine en grote subunit zichtbaar
8. moleculen en atomen zichtbaar
Gramkleurig door Christian Gram = kleuren van bacteriën
Hij had dit gedaan om onderscheid te maken tussen 2 longbacteriën.
1ste stap : paarse kleurstof (kristal violet) toevoegen → 1 minuut laten intrekken.
2de stap : kleurstof afspoelen, dan lugol (dijood-opl) → kristal violet kleur wordt hierdoor verankerd in de
cel. → minuur laten intrekken
3de stap : afspoelen, daarna mengsel van alcohol + aceton → heel veel bacteriën gaan paarse kleurstof
loslaten, andere deel van de bacteriën hun celwand is dik genoeg om paarse kleurstof te kunnen
vasthouden.
4de stap : kleuring met andere kleurstof (=safranine) → tegenkleur (zodat de bacteriën die geen kleur meer
hebben toch een andere kleur krijgen).
→ gramkleuring : 2 soorten kleuren bacteriën ;
1. Grampositief (dikkere celwand : houdt kleur vast) : paars → behouden hun kleur
2. Gramnegatief (dunnere celwand : houdt kleur niet vast) : roos → tegenkleur
, Grootte, vorm en groepsverband (=samenlevingsverband)
Celwand/ - membraan (= semi-permeabel → bepaalt welke cellen er in en uit kunnen)
❖ Bevindt zich tussen het cytoplasma & de buitenomgeving.
❖ Functies :
- Vorm, stevigheid, isolatie en uitwisseling van stoffen in en uit de cel.
- Snelheid van interen reacties is afhankelijk van de hoeveelheid membraanoppervlak.
- Zorgt voor een relatie tussen celvolume (V) en celoppervlak (S)
→ is een maat voor de hoeveelheid beschikbaar membraan.
→ snelheid hangt af van de hoeveelheid membraanoppervlak.
→ Oppervlakte van een bol met straal r
Volume van een nol met straal r
→ verhouding S/V is niet constant
→ hoe kleiner r hoe beter het metabolisme zal draaien. Hoe kleiner de straal hoe groter de verhouding S/V.
➢ Een kleine bol heeft een grotere S/V verhouding dan een grote.
➢ Een kleine cel heeft meer efficiënte uitwisseling met haar omgeving
→ prokaryote cellen zijn klein met een grote variatie in grootte : 0,2 – 20 𝜇m.