Biologie thema 1 planten en dieren
Basisstof 1
-Levende wezens
Biologie gaat over organismen (= een levend wezen) bijv. mensen, dieren, planten, bacteriën en
schimmels. Organismen hebben levenskenmerken (= met die kenmerken weet je of iets levend is).
Hier onder zie je de 7 levenskenmerken
• Ademhalen • Waarnemen • Groeien
• Voeden • Bewegen
• Uitscheiden • Voortplanten
-Stoffen opnemen en afgeven
Een organisme kan ademhalen. Ademhalen is nodig om te leven daarom is het een levenskenmerk.
Naast ademhalen moet een organisme ook eten en drinken. In biologie noem je dat voeden.
Naast dat een organisme dingen opneemt geeft het ook af bijv. uitademen of plassen. In biologie
noem je dat uitscheiden.
-Reageren op de omgeving
Een organisme kan zijn omgeving waarnemen. Bijv. een konijn (organisme) kan horen en zien als er
gevaar is. Dan gaat de konijn vluchten. Het konijn is dan aan het bewegen.
-Voortbestaan
Een organisme zorgt voor nakomelingen. De nakomelingen groeien en als ze volwassen zijn, gaan zij
zich ook weer voortplanten.
-Levend, dood en levenloos
Een organisme leeft als het de 7 levenskenmerken heeft. Heeft het niet meer de 7 levenskenmerken
dan is het dood. Een paar dingen in de natuur hebben nooit de 7 levenskenmerken gehad dat noem
je dan levenloos, bijv. stenen, lucht en water.
BIOLOGIE THEMA 1 PLANTEN EN DIEREN ALISHA ADITI MOHAN
, Biologie thema 1 planten en dieren
Basisstof 2
-Groei
Een organisme groeit. Groei is het groter en zwaarder worden van een organisme.
-Zaad
Planten groeien vaak uit zaden. Bijv. een bruine boon aan de buitenkant zit een stevig bruin vlies dat
noem je ook wel de zaadhuid. Die beschermt het zaad. De witte vlek op de bruine boon noem je de
navel. Daarmee heeft het zaad aan de plant gezeten. Naast de navel zit een klein gaatje in de
zaadhuid noem je ook wel het poortje. Het poortje zorgt ervoor dat er snel water kan worden
opgenomen. Dat water is belangrijk voor de kieming.
Binnen in het zaadje zit een kiem (= het begin van een nieuwe plant). De kieming begint als het zaad
water opneemt. Bij de kieming groeit de kiem uit tot een kiemplantje. Er ontstaan dan blaadjes boven
de grond. De eerste blaadjes boven de grond noem je zaadlobben. De zaadlobben zijn
voedingsstoffen.
-Levenscyclus
Bij de ontwikkeling van een zaad tot plant en daarna tot een vruchten (met ook weer zaden) noem je
de levenscyclus. Het is een proces dat steeds opnieuw plaatsvindt. Het einde is het begin van de
volgende.
-Ontwikkeling
De veranderingen in de bouw van een organisme noem je ook wel ontwikkeling. Het doel van een
ontwikkeling is dat het deel van het organisme de functie beter kan vervullen.
-Dieren
Bij dieren vindt er ook groei en ontwikkeling plaats. Bijv. bij een pinguïn, in het ei vinden er veel
ontwikkelingen plaats. De bouw lijkt daarom ook op een volwassen pinguïn.
BIOLOGIE THEMA 1 PLANTEN EN DIEREN ALISHA ADITI MOHAN
Basisstof 1
-Levende wezens
Biologie gaat over organismen (= een levend wezen) bijv. mensen, dieren, planten, bacteriën en
schimmels. Organismen hebben levenskenmerken (= met die kenmerken weet je of iets levend is).
Hier onder zie je de 7 levenskenmerken
• Ademhalen • Waarnemen • Groeien
• Voeden • Bewegen
• Uitscheiden • Voortplanten
-Stoffen opnemen en afgeven
Een organisme kan ademhalen. Ademhalen is nodig om te leven daarom is het een levenskenmerk.
Naast ademhalen moet een organisme ook eten en drinken. In biologie noem je dat voeden.
Naast dat een organisme dingen opneemt geeft het ook af bijv. uitademen of plassen. In biologie
noem je dat uitscheiden.
-Reageren op de omgeving
Een organisme kan zijn omgeving waarnemen. Bijv. een konijn (organisme) kan horen en zien als er
gevaar is. Dan gaat de konijn vluchten. Het konijn is dan aan het bewegen.
-Voortbestaan
Een organisme zorgt voor nakomelingen. De nakomelingen groeien en als ze volwassen zijn, gaan zij
zich ook weer voortplanten.
-Levend, dood en levenloos
Een organisme leeft als het de 7 levenskenmerken heeft. Heeft het niet meer de 7 levenskenmerken
dan is het dood. Een paar dingen in de natuur hebben nooit de 7 levenskenmerken gehad dat noem
je dan levenloos, bijv. stenen, lucht en water.
BIOLOGIE THEMA 1 PLANTEN EN DIEREN ALISHA ADITI MOHAN
, Biologie thema 1 planten en dieren
Basisstof 2
-Groei
Een organisme groeit. Groei is het groter en zwaarder worden van een organisme.
-Zaad
Planten groeien vaak uit zaden. Bijv. een bruine boon aan de buitenkant zit een stevig bruin vlies dat
noem je ook wel de zaadhuid. Die beschermt het zaad. De witte vlek op de bruine boon noem je de
navel. Daarmee heeft het zaad aan de plant gezeten. Naast de navel zit een klein gaatje in de
zaadhuid noem je ook wel het poortje. Het poortje zorgt ervoor dat er snel water kan worden
opgenomen. Dat water is belangrijk voor de kieming.
Binnen in het zaadje zit een kiem (= het begin van een nieuwe plant). De kieming begint als het zaad
water opneemt. Bij de kieming groeit de kiem uit tot een kiemplantje. Er ontstaan dan blaadjes boven
de grond. De eerste blaadjes boven de grond noem je zaadlobben. De zaadlobben zijn
voedingsstoffen.
-Levenscyclus
Bij de ontwikkeling van een zaad tot plant en daarna tot een vruchten (met ook weer zaden) noem je
de levenscyclus. Het is een proces dat steeds opnieuw plaatsvindt. Het einde is het begin van de
volgende.
-Ontwikkeling
De veranderingen in de bouw van een organisme noem je ook wel ontwikkeling. Het doel van een
ontwikkeling is dat het deel van het organisme de functie beter kan vervullen.
-Dieren
Bij dieren vindt er ook groei en ontwikkeling plaats. Bijv. bij een pinguïn, in het ei vinden er veel
ontwikkelingen plaats. De bouw lijkt daarom ook op een volwassen pinguïn.
BIOLOGIE THEMA 1 PLANTEN EN DIEREN ALISHA ADITI MOHAN