Samenvatting Privaatrecht Semester 2.2

,Samenvatting Privaatrecht 2.2 (zitting 2)
Leerdoelen:
- De student kan gemotiveerd aangeven of er sprake is van een goed en wat voor soort goed.
- De student kan in een casus aangeven van welk beperkt recht sprake is.
- De student kan uitleggen wat in een concrete situatie de positie is van de eigenaar en de
beperkt gerechtigde.
- De student kan in een casus aangeven of een kwalitatieve verplichting of kettingbeding
gevestigd/overeengekomen kan worden.
- De student kan uitleggen op welke wijze de verkrijging en het verlies van goederen plaats
vindt.
- De student kan gemotiveerd aangeven wie eigenaar is van een zaak ingeval van
zaaksvorming, natrekking en vermenging.
- De student kan in een concrete situatie gemotiveerd aangeven hoe de overdracht van een
goed plaatsvindt.
- De student kan in een concrete situatie aangeven wie eigenaar is van een goed bij een
overdracht door een beschikkingsonbevoegde.
- De student weet welke pandrechten er zijn, hoe die gevestigd worden en wat de rechten zijn
van de pandhouder en pandgever.
- De student weet hoe een recht van hypotheek gevestigd wordt en wat de rechten zijn van
een hypotheekhouder en hypotheekgever.
- De student kan uitleggen wat de positie is van de pand- en hypotheekhouder bij niet
nakoming van de verplichtingen door de pand- en hypotheekgever.
- De student kan gemotiveerd aangeven op welke wijze iemand zich kan verhalen op
goederen als de debiteur in gebreke blijft.
- De student kan uitleggen onder welke voorwaarden een schuldeiser een beroep kan doen
op een eigendomsvoorbehoud, retentierecht en recht van reclame.
- De student kan op hooflijnen gemotiveerd aangeven wat de rangorde is van de diverse
schuldeisers bij verhaal.

Vermogensrecht:
Vermogen: op geld waardeerbare rechten (activa) en verplichtingen (passiva).
Vermogensrecht: zijn o.a. de rechten die overdraagbaar zijn (art. 3:6 BW).
- Relatieve rechten
o Vorderingsrechten
o Rusten op een persoon
- Absolute rechten
o Rusten op een goed
- Verbintenissenrecht:
o Regels die betrekking hebben op de verbintenissen tussen twee of meer
(rechts)personen.
o Veelal aanvullend recht
o Open stelsel
- Goederenrecht:
o Regels die betrekking hebben op de relaties tussen (rechts)personen en goederen:
het goed staat centraal.
o Veelal dwingend recht

, o Gesloten stelsel

Goederen:
Goederen zijn alle vermogensrechten (art. 3:1 BW).


Overdraagbaarheid van een vordering:




Zaken:
Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten
(art. 3:2 BW) -> telefoon, flesje water, huizen enz.

Onroerend zijn o.a. de grond, de met de grond verenigde beplantingen,
alsmede gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn
verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere
gebouwen of werken (art. 3:3 lid 1 BW).

Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn (art. 3:3 lid 2 BW).

Beperkte rechten:
Genotsrechten
- Erfpacht
o Art. 5:85 BW
o Gebruik onroerende zaak
o Canon
o Probleem bij erfpacht:
 Art. 5:20 lid 1 sub e BW
 Eigenaar van de grond is eigenaar van de gebouwen die duurzaam met de
grond verenigd zijn.
- Erfdienstbaarheid
o Art. 5:70 BW
o Een erfdienstbaarheid is een last waarmee een onroerende zaak (het dienende erf)
ten behoeve van een andere onroerende zaak (het heersende erf) is bezwaard.
 Bijvoorbeeld recht van overpad.
- Opstal
o Art. 5:101 BW
o Het recht om in, op of boven de onroerende zaak van een ander gebouwen of
beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen.
- Appartementsrecht
o Art. 5:106 BW
o Splitsing van eigendom in appartementen.
- Vruchtgebruik