HOOFDSTUK 1 ⇒ Scheiden en reageren
paragraaf 1.1 Zuivere stof en mengsel
macroniveau: met zintuigen waarnemen.
microniveau: kleinste deeltjes, bestaan stoffen uit moleculen.
moleculen: gevormd uit combinaties van 2 of meer atomen.
zuivere stof: Als een stof bestaat uit 1 soort bouwstenen, atomen of moleculen (kan uit
verschillende atomen bestaan).
- voorbeeld ⇒ water bestaat alleen maar uit watermoleculen.
element: Als de bouwstenen van zo’n zuivere stof uit 1 soort atomen bestaat.
verbinding: Als de bouwstenen van zo’n zuivere stof uit 2 of meer atomen bestaan.
- Je komt de termen element / verbinding zowel op micro als op macroniveau tegen.
- In de natuur kom je meestal verbindingen tegen.
Om erachter te komen of een stof zuiver of een mengsel is kun je een proef doen.
- De onderzoekende stof laat je een faseovergang ondergaan + meet temperatuur.
zuivere mengsel
⇒ blijft temperatuur tijdens faseovergang ⇒ loopt de temperatuur tijdens
hetzelfde de proef langzaam op.
⇒ smelt- en kookpunt. ⇒ smelt- en kooktraject.
VERSCHIL mengsel en zuivere stof bouwstenen?
Een mengsel ⇒ bestaat uit verschillende soorten deeltjes.
Bij een zuivere stof ⇒ zijn alle deeltjes gelijk.
Soorten mengsels:
Oplossing (suikerwater)
- Een helder mengsel;
- van vloeistoffen of vloeistof met een vaste stof of een gas;
- tot op de kleinste deeltjes (microniveau) gemengd.
Suspensie (sinaasappelsap)
- Een troebel mengsel;
- van vaste stof en vloeistof ⇒ vaste stof niet opgelost;
- vaste stof zweeft in vorm van kleine korreltjes in de vloeistof;
- door verschil in dichtheid, zakt de vaste stof meestal naar de bodem.
,Emulsie (olie + water)
- Een troebel mengsel;
- van 2 vloeistoffen die niet goed mengbaar zijn.
- vrij snel weer ontmengen
- verschil dichtheid ⇒ ene vloeistof naar bodum
- tweelagensysteem: 2 vloeistoffen boven elkaar.
- emulgator: hulpstof.
- zorgt ervoor dat een emulsie niet ontmengt.
(kop = hydrofiel)
(staart = hydrofoob)
hydrofiel: mengen goed met water.
hydrofoob: mengen niet/slecht met water
1 molecuul 2 moleculen 1 molecuul
2 atoomsoorten 2 atoomsoorten 1 atoomsoort
zuivere stof mengsel zuivere stof
boslucht ⇒ uit stikstof en zuurstof ⇒ mengsel
zeewater ⇒ plankton deeltjes ⇒ mengsel
gedestilleerd water ⇒ zuivere stof
kristalsuiker ⇒ zuivere stof
gemalen koffie ⇒ mengsel
eutectisch mengsel = smelt bij veel lagere temperatuur dan de samenstellende stoffen.
het heeft een specifieke samenstelling en een smeltpunt (ipv -traject).
paragraaf 1.2 Scheidingsmethoden
scheiden: bezig met sorteren van de moleculen.
- bvb kleurstof uit biet.
- Op microniveau maak je gebruik van verschil in stofeigenschappen om een
mengsel te scheiden.
Scheidingsmethode
➔ filtreren
- verschil in deeltjesgrootte (suspensie)
- vloeistof =filtraat
- vaste stof = residu
➔ bezinken
- verschil in dichtheid (suspensie)
- proces versnellen door centrifugeren
- draait snel rond in centrifugebuis
- grootste dichtheid zakt naar bodum.
- lichtere stof blijft drijven.
- emulsie ⇒ ontstaat tweelagensysteem
- grootste dichtheid = onderste laag
, ➔ indampen / destilleren
- verschil in kookpunt (oplossing)
- of scheiden dmv destillatie
- vloeistof die verdampt wordt opgevangen.
- wat niet verdampt = residu.
- opgevangen vloeistof = destillaat
- mengsel van 2 of meer vloeistoffen kun je alleen door destilleren
scheiden als de kookpunten ver uit elkaar liggen.
- Is dit NIET ⇒ komt er een mengsel uit (geen zuivere stof).
➔ extraheren
- verschil in oplosbaarheid
- aan mengsel van vaste stoffen voeg je oplosmiddel toe, waar sommige wel in
oplossen en andere niet.
- oplosmiddel = extractiemiddel
- kan ook bij 2 vloeistoffen
➔ adsorptie
- verschil in adsorptievermogen
- Kleur, geur- en smaakstoffen kun je uit een oplossing verwijderen door een
behandeling met fijn verdeelde koolstof.
- De korrels van deze actieve koolstof hebben een heel groot oppervlak omdat
er veel holtes in de korrels zitten.
- De moleculen van de opgeloste kleur, geur- en smaakstoffen hechten zich
aan het oppervlak.
- De koolstof is het adsorptiemiddel.
➔ chromatografie
- verschil in aanhechtingsvermogen en oplosbaarheid.
- Een voorbeeld van chromatografie is papierchromatografie.
- Als je kleine hoeveelheden van een mengsel hebt, kun je met deze methode
uitzoeken uit hoeveel stoffen het mengsel bestaat.
- Sommige stoffen lossen beter op in de loopvloeistof dan andere.
- Sommige stoffen hechten sterker aan
het papieroppervlak dan andere.
- Hierdoor komt een scheiding tot stand.
- Aan de plaats op het chromatogram
kun je een stof herkennen.
paragraaf 1.1 Zuivere stof en mengsel
macroniveau: met zintuigen waarnemen.
microniveau: kleinste deeltjes, bestaan stoffen uit moleculen.
moleculen: gevormd uit combinaties van 2 of meer atomen.
zuivere stof: Als een stof bestaat uit 1 soort bouwstenen, atomen of moleculen (kan uit
verschillende atomen bestaan).
- voorbeeld ⇒ water bestaat alleen maar uit watermoleculen.
element: Als de bouwstenen van zo’n zuivere stof uit 1 soort atomen bestaat.
verbinding: Als de bouwstenen van zo’n zuivere stof uit 2 of meer atomen bestaan.
- Je komt de termen element / verbinding zowel op micro als op macroniveau tegen.
- In de natuur kom je meestal verbindingen tegen.
Om erachter te komen of een stof zuiver of een mengsel is kun je een proef doen.
- De onderzoekende stof laat je een faseovergang ondergaan + meet temperatuur.
zuivere mengsel
⇒ blijft temperatuur tijdens faseovergang ⇒ loopt de temperatuur tijdens
hetzelfde de proef langzaam op.
⇒ smelt- en kookpunt. ⇒ smelt- en kooktraject.
VERSCHIL mengsel en zuivere stof bouwstenen?
Een mengsel ⇒ bestaat uit verschillende soorten deeltjes.
Bij een zuivere stof ⇒ zijn alle deeltjes gelijk.
Soorten mengsels:
Oplossing (suikerwater)
- Een helder mengsel;
- van vloeistoffen of vloeistof met een vaste stof of een gas;
- tot op de kleinste deeltjes (microniveau) gemengd.
Suspensie (sinaasappelsap)
- Een troebel mengsel;
- van vaste stof en vloeistof ⇒ vaste stof niet opgelost;
- vaste stof zweeft in vorm van kleine korreltjes in de vloeistof;
- door verschil in dichtheid, zakt de vaste stof meestal naar de bodem.
,Emulsie (olie + water)
- Een troebel mengsel;
- van 2 vloeistoffen die niet goed mengbaar zijn.
- vrij snel weer ontmengen
- verschil dichtheid ⇒ ene vloeistof naar bodum
- tweelagensysteem: 2 vloeistoffen boven elkaar.
- emulgator: hulpstof.
- zorgt ervoor dat een emulsie niet ontmengt.
(kop = hydrofiel)
(staart = hydrofoob)
hydrofiel: mengen goed met water.
hydrofoob: mengen niet/slecht met water
1 molecuul 2 moleculen 1 molecuul
2 atoomsoorten 2 atoomsoorten 1 atoomsoort
zuivere stof mengsel zuivere stof
boslucht ⇒ uit stikstof en zuurstof ⇒ mengsel
zeewater ⇒ plankton deeltjes ⇒ mengsel
gedestilleerd water ⇒ zuivere stof
kristalsuiker ⇒ zuivere stof
gemalen koffie ⇒ mengsel
eutectisch mengsel = smelt bij veel lagere temperatuur dan de samenstellende stoffen.
het heeft een specifieke samenstelling en een smeltpunt (ipv -traject).
paragraaf 1.2 Scheidingsmethoden
scheiden: bezig met sorteren van de moleculen.
- bvb kleurstof uit biet.
- Op microniveau maak je gebruik van verschil in stofeigenschappen om een
mengsel te scheiden.
Scheidingsmethode
➔ filtreren
- verschil in deeltjesgrootte (suspensie)
- vloeistof =filtraat
- vaste stof = residu
➔ bezinken
- verschil in dichtheid (suspensie)
- proces versnellen door centrifugeren
- draait snel rond in centrifugebuis
- grootste dichtheid zakt naar bodum.
- lichtere stof blijft drijven.
- emulsie ⇒ ontstaat tweelagensysteem
- grootste dichtheid = onderste laag
, ➔ indampen / destilleren
- verschil in kookpunt (oplossing)
- of scheiden dmv destillatie
- vloeistof die verdampt wordt opgevangen.
- wat niet verdampt = residu.
- opgevangen vloeistof = destillaat
- mengsel van 2 of meer vloeistoffen kun je alleen door destilleren
scheiden als de kookpunten ver uit elkaar liggen.
- Is dit NIET ⇒ komt er een mengsel uit (geen zuivere stof).
➔ extraheren
- verschil in oplosbaarheid
- aan mengsel van vaste stoffen voeg je oplosmiddel toe, waar sommige wel in
oplossen en andere niet.
- oplosmiddel = extractiemiddel
- kan ook bij 2 vloeistoffen
➔ adsorptie
- verschil in adsorptievermogen
- Kleur, geur- en smaakstoffen kun je uit een oplossing verwijderen door een
behandeling met fijn verdeelde koolstof.
- De korrels van deze actieve koolstof hebben een heel groot oppervlak omdat
er veel holtes in de korrels zitten.
- De moleculen van de opgeloste kleur, geur- en smaakstoffen hechten zich
aan het oppervlak.
- De koolstof is het adsorptiemiddel.
➔ chromatografie
- verschil in aanhechtingsvermogen en oplosbaarheid.
- Een voorbeeld van chromatografie is papierchromatografie.
- Als je kleine hoeveelheden van een mengsel hebt, kun je met deze methode
uitzoeken uit hoeveel stoffen het mengsel bestaat.
- Sommige stoffen lossen beter op in de loopvloeistof dan andere.
- Sommige stoffen hechten sterker aan
het papieroppervlak dan andere.
- Hierdoor komt een scheiding tot stand.
- Aan de plaats op het chromatogram
kun je een stof herkennen.