DIDACTISCHE PRINCIPES
Zijn eerste invalshoek om naar het lesgebeuren te INDIVIDUALISEREN INTERACTIEF LEREN
kijken.
• Zoveel mogelijk rekeninghouden met de • Interactie met materiaal in omgeving
ACTIEF EN CONSTRUCTIEF LEREN eigenheid van elk kind • Interactie met leraar
• Elke leerlingen de kansen te bieden waardoor • Interactie met andere lln
• Actief kunnen deelnemen: het zich maximaal kan ontwikkelen = sociale context
o Uiterlijk: bewegen, handelen
o Innerlijk: denken, voelen, willen Aan de hand van differentiëren: WERKELIJKHEIDSNABIJ ONDERWIJS
• Zoveel mogelijk zintuigen activeren • Concrete maatregel om doelstelling te bereiken
• Minder afhankelijk van leraar • Leerinhoud sluit zo goed mogelijk aan bij wat
Vb. les zinken & drijven: oefenen op aquarium LEERLINGINITIATIEF lln kennen en meemaken in dagelijkse leven
• Leerstof ook buiten school kunnen toepassen
INTEGRATIE • Mate waarin lln inbreng hebben in activiteiten
• Betrokkenheid is groter als ze inspraak hadden SFEER EN KLASKLIMAAT
• Nieuwe kennis laten aansluiten op reeds
aanwezige kennis = integreren in cognitief DOELGERICHT LEREN • Goede sfeer in klas
systeem (= structuur van reeds aanwezige • Goede relatie met leraar
kennis) • Lln leren vlotter als ze zicht hebben op het doel Bevorderen betrokkenheid lln
• Door aan te sluiten op voorkennis of • Als ze zinvolheid zien → betrokkenheid stijgt
aanknopingspunten te zoeken buiten school of • Lln stelt telkens eigen doelen op =
andere vakken doelgerichtheid (= telkens anders)
• Doelgerichtheid beïnvloedt het leergedrag:
CONCREET-AANSCHOUWELIJK WERKEN o Taakgerichtheid
Lln ziet taak als leerdoel
• Leerinhouden zo concreet mogelijk voorstellen o Prestatiegerichtheid
+ door lln zintuiglijk waarneembaar Lln ziet taak als situatie waarin hij
• 3 niveaus van denken: moet presteren
o Abstracte (innerlijk)
o Schematisch (combinatie)
o Concreet-aanschouwelijk (uiterlijk)
o Doel: concreet materiaal verinnerlijken
Vb. rekenen met tijd → klokjes gebruiken
, BAKEN 1: BEGINSITUATIE
Leerlinggerichte onderwijsvisie: wanneer leraar voldoende aandacht heeft voor VERSCHILLENDE FACETTEN VAN DE BEGINSITUATIE VAN DE LEERLING
beginsituatie
Het ontwikkelingsniveau van leerlingen
Beginsituatie:
• Alle elementen waarmee je rekening houdt om een les te kunnen starten Ontwikkelingsdomeinen
o Staat in nauwe relatie met gekozen doelen • Lln verschillen onderling in hun ontwikkeling en/of per ontwikkelingsgebied
• Rekeninghouden met externe omstandigheden en interne voorwaarden van Vb. verbaal sterk, motorisch langzamer
lln
Voorkennis
BEGINSITUATIE VAN LEERLINGENGROEP • Geheel van feiten, begrippen, principes, etc. waar kind reeds over beschikt
• Verschil in hoeveelheid voorkennis heeft sterkste invloed op leerproces
• Welke doelen werden reeds bereikt? • Belangrijk dat voorkennis goed georganiseerd: ook voor andere leertaken
• Het aantal leerlingen
• Het niveau van de groep Leerlingen met ontwikkelingsstoornis
• Samenstelling en organisatie van groep • Vb. dyslexie
• Klasklimaat of groepssfeer
De leer-of denkstijl van de leerlingen
BEGINSITUATIE VAN HET INDIVIDUELE KIND
Meervoudige intelligentie - Gardner
• Individualiseren: positief en planmatig omgaan met verschillen tussen lln om • Intelligentie: bekwaamheid om te leren
het grootst mogelijke leerrendement voor elke leerlingen te bekomen • 8 die zelfstandig kunnen ontwikkelen: elke lln heeft eigen profiel met sterke
• Adhv differentiatie en minder sterke intelligenties
•
ZONE VAN NAASTE ONTWIKKELING – VYGOTSKY Leerstijlen - Kolb
• 2 dimensies in leren:
• Leraar weet hoever lln in ontwikkeling is, waardoor hij mogelijkheden van lln o Verwerving van informatie:
kan onderzoeken om toe te werken naar het volgend niveau ▪ Concrete (leren door te doen) of abstract (door theorie)
• Onderscheid tussen: o Verwerking van informatie:
o Actuele beginsituatie: wat het kind kan zonder hulp ▪ Actief (door te doen) of reflectief (door bedenken theorie)
o Toekomstige beginsituatie: wat het kind kan onder begeleiding • Door dimensies te combineren → 4 leerstijlen:
= zone van naaste ontwikkeling o Concreet ervaren (doener)
o Waarnemen & overdenken (bezinner/dromer)
BEGINSITUATIE ACHTERHALEN o Abstracte begripsvorming (denker)
Door observatie, vragen stellen, dossiers, gesprekken met leraar vorig jaar o Actief experimenteren (beslisser)
, Tekening leerstijlen Kolb:
Attitudes en motivationele leerlingkenmerken
• Motivatie lln is belangrijker voorspeller van prestaties & welbevinden op
school
De leef-en belevingswereld van de leerlingen
De leefwereld
• Elk kind heeft een rugzakje
• Leef-en opvoedingsgewoonten, waarden, normen, etc.
• Verband tussen SES van kind en leeruitkomsten
De belevingswereld
• Manier waarop kinderen de wereld beleven
• Manier waarop kind de wereld cognitief en emotioneel bekijkt
• Taak van leerkracht om veilige maar toch prikkelende omgeving te bereiken
voor kinderen
Zijn eerste invalshoek om naar het lesgebeuren te INDIVIDUALISEREN INTERACTIEF LEREN
kijken.
• Zoveel mogelijk rekeninghouden met de • Interactie met materiaal in omgeving
ACTIEF EN CONSTRUCTIEF LEREN eigenheid van elk kind • Interactie met leraar
• Elke leerlingen de kansen te bieden waardoor • Interactie met andere lln
• Actief kunnen deelnemen: het zich maximaal kan ontwikkelen = sociale context
o Uiterlijk: bewegen, handelen
o Innerlijk: denken, voelen, willen Aan de hand van differentiëren: WERKELIJKHEIDSNABIJ ONDERWIJS
• Zoveel mogelijk zintuigen activeren • Concrete maatregel om doelstelling te bereiken
• Minder afhankelijk van leraar • Leerinhoud sluit zo goed mogelijk aan bij wat
Vb. les zinken & drijven: oefenen op aquarium LEERLINGINITIATIEF lln kennen en meemaken in dagelijkse leven
• Leerstof ook buiten school kunnen toepassen
INTEGRATIE • Mate waarin lln inbreng hebben in activiteiten
• Betrokkenheid is groter als ze inspraak hadden SFEER EN KLASKLIMAAT
• Nieuwe kennis laten aansluiten op reeds
aanwezige kennis = integreren in cognitief DOELGERICHT LEREN • Goede sfeer in klas
systeem (= structuur van reeds aanwezige • Goede relatie met leraar
kennis) • Lln leren vlotter als ze zicht hebben op het doel Bevorderen betrokkenheid lln
• Door aan te sluiten op voorkennis of • Als ze zinvolheid zien → betrokkenheid stijgt
aanknopingspunten te zoeken buiten school of • Lln stelt telkens eigen doelen op =
andere vakken doelgerichtheid (= telkens anders)
• Doelgerichtheid beïnvloedt het leergedrag:
CONCREET-AANSCHOUWELIJK WERKEN o Taakgerichtheid
Lln ziet taak als leerdoel
• Leerinhouden zo concreet mogelijk voorstellen o Prestatiegerichtheid
+ door lln zintuiglijk waarneembaar Lln ziet taak als situatie waarin hij
• 3 niveaus van denken: moet presteren
o Abstracte (innerlijk)
o Schematisch (combinatie)
o Concreet-aanschouwelijk (uiterlijk)
o Doel: concreet materiaal verinnerlijken
Vb. rekenen met tijd → klokjes gebruiken
, BAKEN 1: BEGINSITUATIE
Leerlinggerichte onderwijsvisie: wanneer leraar voldoende aandacht heeft voor VERSCHILLENDE FACETTEN VAN DE BEGINSITUATIE VAN DE LEERLING
beginsituatie
Het ontwikkelingsniveau van leerlingen
Beginsituatie:
• Alle elementen waarmee je rekening houdt om een les te kunnen starten Ontwikkelingsdomeinen
o Staat in nauwe relatie met gekozen doelen • Lln verschillen onderling in hun ontwikkeling en/of per ontwikkelingsgebied
• Rekeninghouden met externe omstandigheden en interne voorwaarden van Vb. verbaal sterk, motorisch langzamer
lln
Voorkennis
BEGINSITUATIE VAN LEERLINGENGROEP • Geheel van feiten, begrippen, principes, etc. waar kind reeds over beschikt
• Verschil in hoeveelheid voorkennis heeft sterkste invloed op leerproces
• Welke doelen werden reeds bereikt? • Belangrijk dat voorkennis goed georganiseerd: ook voor andere leertaken
• Het aantal leerlingen
• Het niveau van de groep Leerlingen met ontwikkelingsstoornis
• Samenstelling en organisatie van groep • Vb. dyslexie
• Klasklimaat of groepssfeer
De leer-of denkstijl van de leerlingen
BEGINSITUATIE VAN HET INDIVIDUELE KIND
Meervoudige intelligentie - Gardner
• Individualiseren: positief en planmatig omgaan met verschillen tussen lln om • Intelligentie: bekwaamheid om te leren
het grootst mogelijke leerrendement voor elke leerlingen te bekomen • 8 die zelfstandig kunnen ontwikkelen: elke lln heeft eigen profiel met sterke
• Adhv differentiatie en minder sterke intelligenties
•
ZONE VAN NAASTE ONTWIKKELING – VYGOTSKY Leerstijlen - Kolb
• 2 dimensies in leren:
• Leraar weet hoever lln in ontwikkeling is, waardoor hij mogelijkheden van lln o Verwerving van informatie:
kan onderzoeken om toe te werken naar het volgend niveau ▪ Concrete (leren door te doen) of abstract (door theorie)
• Onderscheid tussen: o Verwerking van informatie:
o Actuele beginsituatie: wat het kind kan zonder hulp ▪ Actief (door te doen) of reflectief (door bedenken theorie)
o Toekomstige beginsituatie: wat het kind kan onder begeleiding • Door dimensies te combineren → 4 leerstijlen:
= zone van naaste ontwikkeling o Concreet ervaren (doener)
o Waarnemen & overdenken (bezinner/dromer)
BEGINSITUATIE ACHTERHALEN o Abstracte begripsvorming (denker)
Door observatie, vragen stellen, dossiers, gesprekken met leraar vorig jaar o Actief experimenteren (beslisser)
, Tekening leerstijlen Kolb:
Attitudes en motivationele leerlingkenmerken
• Motivatie lln is belangrijker voorspeller van prestaties & welbevinden op
school
De leef-en belevingswereld van de leerlingen
De leefwereld
• Elk kind heeft een rugzakje
• Leef-en opvoedingsgewoonten, waarden, normen, etc.
• Verband tussen SES van kind en leeruitkomsten
De belevingswereld
• Manier waarop kinderen de wereld beleven
• Manier waarop kind de wereld cognitief en emotioneel bekijkt
• Taak van leerkracht om veilige maar toch prikkelende omgeving te bereiken
voor kinderen