1. Wat is een faillissement?
Faillissement kan men omschrijven als een beslag op nagenoeg het gehele vermogen van de
schuldenaar ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. Het uiteindelijk doel van het faillissement
is het gehele vermogen van de schuldenaar te gelde te maken en de opbrengst onder de schuldeisers
te verdelen. Op deze wijze wordt getracht alle schuldeisers die op het moment van de faillietverklaring
een vordering op de schuldenaar hebben, voor zover mogelijk, verhaal te bieden.
a. Wat zijn de voornaamste gevolgen?
Het verlies van beheers- en beschikkingsbevoegdheid dat art. 23 Fw aan de faillietverklaring verbindt,
gaat in bij de aanvang van de dag waarop het faillissement wordt uitgesproken. Strikt genomen kan de
schuldenaar dus reeds beschikkingsonbevoegd zijn, voordat hij failliet is verklaard. De wetgever heeft
uit praktische overwegingen voor deze regeling gekozen; zou men de beschikkingsonbevoegdheid pas
laten ingaan op het moment van faillietverklaring, dan zouden immers ge- makkelijk
meningsverschillen tussen de curator en diens wederpartij kunnen ontstaan over de vraag of de
handeling nu juist vóór de faillietverklaring had plaatsgevonden of eerst daarna.
Bij beschikkingsonbevoegdheid moet men niet alleen denken aan de onmogelijkheid om rechtsgeldig
over te dragen, maar ook aan de onmogelijkheid om op rechtsgeldige wijze goederenrechtelijke
beperkte rechten te vestigen.
b. Wanneer wordt men failliet verklaard en hoe? II.1-II.2
Natuurlijke- dan wel rechtspersonen (NV, BV, vereniging en stichting), die schulden onbetaald laten,
kunnen failliet worden verklaard. Samenwerkingsvormen, zonder rechtspersoonlijkheid: faillissement
van een vof is wel mogelijk, maar van een maatschap niet. Dit m.b.t. privaatrechtelijke
rechtspersonen. Of dit ook mogelijk is bij publiekrechtelijke rechtspersonen is niet duidelijk.
De faillietverklaring zal worden uitgesproken op verzoek van één of meer schuldeisers. In beginsel kan
iedere schuldeiser die het zat is om bij zijn schuldenaar om betaling aan te kloppen, het faillissement
van die schuldenaar aanvragen. Hiervoor moet de schuldeiser – d.m.v. een advocaat - een
verzoekschrift indienen bij de rechtbank van de woonplaats van de schuldenaar, art. 2 lid 1 Fw.
In het verzoekschrift moet de schuldeiser stellen dat hij een vordering op de schuldenaar heeft en dat
de schuldenaar deze vordering onbetaald laat, dat de schuldenaar nog meer schuldeisers heeft die hij
onbetaald laat, en dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen,
art. 1 jo. art. 6 lid 3 Fw.
De behandeling van het verzoekschrift vindt in raadkamer plaats, niet in het openbaar.
Uit art. 6 lid 1 Fw vloeit voort dat de rechtbank de schuldenaar kan oproepen om hem over de
aanvraag te horen. De Hoge Raad heeft in een uitspraak van 1982 deze bevoegdheid omgezet in een
plicht, zodat een ontsnappingsclausule werd opgenomen voor bijzondere gevallen.
Bij zijn beslissing over het al dan niet uitspreken van het faillissement van de schuldenaar is de rechter
niet gebonden aan de bewijsregels van het gewone civiele proces. De rechter komt een grote vrijheid
toe bij het bepalen of de omstandigheden van het geval de faillietverklaring rechtvaardigen. Wel moet
de rechter, wanneer hij tot faillietverklaring concludeert, zijn beslissing motiveren.
Als de rechter van mening is dat voldaan is aan het vereiste dat de schuldenaar verkeert in de
toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, zal het faillissement worden uitgesproken, art. 1 jo. 6
FW. De rechter heeft grote vrijheid t.a.v. de vraag welke feiten of omstandigheden het aannemen van