RUTCH PICKER,
KLERRY CLARK,
JOHN DUNN,
DAVID KOLITZ,
GILAD LIVNE,
JANICE LOFTUS &
LEO VAN DER TAS
Betreft de gehele stof
uit het boek “Applying
IFRS Standards” van
het vak Advanced
Financial Accounting
aan de opleiding
Accounting & Control
(Maastricht University).
APPLYING IFRS Lyan Smeets
Maastricht University
STANDARDS
SAMENVATTING
,Inhoud
Chapter 1: The IASB and its Conceptual Framework..............................................2
1.3 Qualitative Characteristics of Useful Financial Information...........................2
1.6 Recognition of Elements of Financial Statements.........................................3
Chapter 4: Revenue from contracts with customers..............................................5
Chapter 6: Income Taxes........................................................................................ 9
6.4 Calculation of tax.......................................................................................... 9
6.5 Recognition of current tax............................................................................9
Chapter 14 Business combinations.......................................................................12
Chapter 20: Consolidation - controlled entities....................................................12
Chapter 21 Consolidation – Wholly owned subsidiaries........................................14
Chapter 22 Consolidation – intragroup transactions.............................................16
Chapter 23 Consolidation – Non-controlling interest............................................18
,CHAPTER 1: THE IASB AND ITS CONCEPTUAL FRAMEWORK
IFRS-standaarden zijn principle based standaarden in plaats van rule based
standaarden, hoewel het aantal richtlijnen de afgelopen jaren geleidelijk is toegenomen.
Professionele oordeelsvorming speelt dus een belangrijke rol bij de tenuitvoerlegging van
IFRS-standaarden. Het Conceptual Framework is een leidraad bij afwezigheid van
geldende verslaggevingsprincipes.
1.2 The Purpose of a Conceptual Framework
Het doel van dit framework is om te zorgen voor samenhangende
verslaggevingsprincipes zodat:
- standard setters geholpen worden bij het ontwikkelen van verslaggevingsprincipes
voor het voorbereiden van jaarrekeningen;
- voorbereiders van jaarstukken geholpen worden bij het toepassen van
verslaggevingsprincipes en onderwerpen die niet binnen een bepaald
verslaggevingsprincipe vallen zoals genoemd in IFRS;
- controleurs van jaarstukken geholpen om een oordeel te vormen over het in
overeenstemming zijn met (compliant with) verslaggevingsprincipes;
- gebruikers ondersteunen bij de interpretatie van jaarstukken.
Het doel van financiële rapportages is om financiële informatie te geven over de
rapporterende entiteit ten behoeve van potentiële investeerders, geldverstrekkers en
andere schuldeisers om beslissingen te nemen ten aanzien van het kopen of verkopen
van goederen aan de entiteit dan wel het houden van aandelen in de entiteit of het
verstrekken van leningen of andere vormen van kredietverstrekking.
1.3 Qualitative Characteristics of Useful Financial Information
Financiële informatie kan bij het maken van een beslissing alleen nuttig zijn als het
minimaal de volgende twee fundamentele kwalitatieve eigenschappen heeft:
1. Relevantie (relevance)
o Maakt een verschil bij het nemen van een beslissing door een
kapitaalverschaffer
o Heeft een voorspellende (predictive value) en/of bevestigende
(confirmatory value) waarde
Voorspellende waarde = de informatie geeft input bij het
voorspellen van toekomstige verwachtingen door de gebruiker
Bevestigende waarde = de informatie bevestigt/verwerpt eerder
geëvalueerde informatie
o Maakt een verschil ongeacht of de gebruikers de informatie wel of niet
afweegt.
2. Getrouwe weergave (faithful representation)
o Volledig = alle noodzakelijke informatie is opgenomen voor een
betrouwbare weergave
o Neutral = elke vorm van vooroordelen zijn afwezig om te voorkomen dat
informatie het gewenste karakter krijgt voor beoogde resultaten
(predetermined).
o Vrij van materiële fouten
Opgemerkt dient te worden dat de meest relevante verslaggevingsgrond niet de meest
betrouwbare hoeft te zijn en vice versa. Informatie kan vaak niet 100% betrouwbaar en
100% relevant zijn. Als je iets te laat presenteert is het vaak wel betrouwbaar maar niet
meer relevant (zoals bij een voorziening).
1.4 Going Concern assumption
Het Framework gaat uit van de “going concern”-principe. Dit houdt in dat verondersteld
,wordt dat de rapporterende entiteit in de voorzienbare toekomst zijn activiteiten zal
voortzetten. De entiteit zal tenminste lang genoeg bestaan om zijn bestaande
verplichtingen na te komen.
1.5 Definition of Elements in Financial Statements
Het Conceptual Framework bevat enkele begripsbepalingen voor jaarrekeningen, die
hierna aan bod komen.
Assets
Een bezitting of actief (asset) is een uit gebeurtenissen in het verleden voortgekomen
middel, waarover de onderneming de beschikkingsmacht heeft en waaruit in de
toekomst naar verwachting economische voordelen naar de onderneming zullen
vloeien.
1. Economische voordelen (future economic benefits) = de bezitting bij moet dragen
aan kasstromen die naar de onderneming toe zullen vloeien
2. Beschikkingsmacht (control) = de entiteit is eigenaar
3. Gebeurtenissen uit het verleden (past events) = een gebeurtenis in het verleden
heeft plaatsgevonden waaruit de beschikkingsmacht is ontstaan
Liabilities
Een schuld (liability) is een huidige verplichting van de entiteit voortvloeiend uit
gebeurtenissen in het verleden waarvan de toekomstige afwikkeling zal leiden tot
een uitstroom van eerder genoten economische voordelen.
1. Huidige verplichting
2. Gebeurtenissen in het verleden = het is noodzakelijk om bestaande verplichtingen
te onderscheiden van toekomstige verplichtingen die immers geen bestaande
verplichtingen vormen. De verplichting ontstaat immers na levering of na het
afsluiten van de koopovereenkomst. Hetzelfde geldt voor toekomstige lonen van
werkgevers of toekomstige schulden aan crediteuren, gezien de verplichting nog
niet is ontstaan.
3. Uitstroom van eerder genoten economische voordelen (giving up of resources) =
de entiteit zal op vastgestelde data of momenten de verplichting afwikkelen,
bijvoorbeeld door aflossing, inruil van activa, omzetting van de verplichting of
kwijtschelding
1.6 Recognition of Elements of Financial Statements
Nadat een item voldoet aan de gegeven definitie, is het van belang dat het item voldoet
aan de recognition vereisten.
Recognition houdt in de opname, rubricering en presentatie van posten in de
jaarrekening.
Asset recognition
1. Het moet waarschijnlijkheid zijn dat economische voordelen naar de entiteit toe
zullen vloeien
2. De activa moet betrouwbaar zijn te bepalen
Liability recognition
1. Het moet waarschijnlijk zijn dat de voldoening van de verplichting leidt tot een
uitstroom van middelen
2. De verplichting moet betrouwbaar zijn te bepalen.
1.7 Measurement of the Elements of Financial Statements
Measurement wordt omschreven als het proces waarbij de monetaire waarden van de
posten in de balans en de winst- en verliesrekening worden opgenomen en
, gepresenteerd. Het meten van activa en passiva is leidend voor de verwerking van baten,
inkomsten en lasten. Dit proces is van belang voor de economische besluitvorming die
gebruikers nemen op basis van de jaarrekening.
Het Conceptual Framework geeft een aantal uitgangspunten voor de waardering aan,
waarbij de toepassing van historische kosten als grondslag het meest gangbaar is.
Historische kosten (historical cost): het bedrag op het moment van verkrijging van
het actief, dan wel het ontvangen bedrag bij het aangaan van een verplichting.
Actuele kostprijs (current cost): het bedrag dat zou worden uitgegeven aan een
bezitting indien de bezitting op dit moment zou worden verkregen, dan wel de
waarde van een verplichting bij aflossing op het huidige moment.
Realiseerbare waarde (realisable or settlement value): het bedrag dat zou worden
ontvangen voor een marktconforme transactie in de normale uitoefening van een
bedrijf, dan wel het af te lossen bedrag onder marktconforme omstandigheden in
de normale uitoefening van een bedrijf. Deze methode wordt het meeste
toegepast bij impairment tests.
Marktwaarde (present value): het bedrag dat volgens de DCF-methode aan
toekomstige vrije netto-kasstromen zou worden ontvangen uit hoofde van een
actief, dan wel de toekomstige uitstroom van kasstromen aan aflossing van een
verplichting tegen de geldende verdisconteringsvoet.
Fair value wordt omschreven als het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld
of een verplichting kan worden afgewikkeld, tussen terzake goed geïnformeerde, tot een
transactie bereid zijnde partijen, die onafhankelijk zijn van elkaar.
KLERRY CLARK,
JOHN DUNN,
DAVID KOLITZ,
GILAD LIVNE,
JANICE LOFTUS &
LEO VAN DER TAS
Betreft de gehele stof
uit het boek “Applying
IFRS Standards” van
het vak Advanced
Financial Accounting
aan de opleiding
Accounting & Control
(Maastricht University).
APPLYING IFRS Lyan Smeets
Maastricht University
STANDARDS
SAMENVATTING
,Inhoud
Chapter 1: The IASB and its Conceptual Framework..............................................2
1.3 Qualitative Characteristics of Useful Financial Information...........................2
1.6 Recognition of Elements of Financial Statements.........................................3
Chapter 4: Revenue from contracts with customers..............................................5
Chapter 6: Income Taxes........................................................................................ 9
6.4 Calculation of tax.......................................................................................... 9
6.5 Recognition of current tax............................................................................9
Chapter 14 Business combinations.......................................................................12
Chapter 20: Consolidation - controlled entities....................................................12
Chapter 21 Consolidation – Wholly owned subsidiaries........................................14
Chapter 22 Consolidation – intragroup transactions.............................................16
Chapter 23 Consolidation – Non-controlling interest............................................18
,CHAPTER 1: THE IASB AND ITS CONCEPTUAL FRAMEWORK
IFRS-standaarden zijn principle based standaarden in plaats van rule based
standaarden, hoewel het aantal richtlijnen de afgelopen jaren geleidelijk is toegenomen.
Professionele oordeelsvorming speelt dus een belangrijke rol bij de tenuitvoerlegging van
IFRS-standaarden. Het Conceptual Framework is een leidraad bij afwezigheid van
geldende verslaggevingsprincipes.
1.2 The Purpose of a Conceptual Framework
Het doel van dit framework is om te zorgen voor samenhangende
verslaggevingsprincipes zodat:
- standard setters geholpen worden bij het ontwikkelen van verslaggevingsprincipes
voor het voorbereiden van jaarrekeningen;
- voorbereiders van jaarstukken geholpen worden bij het toepassen van
verslaggevingsprincipes en onderwerpen die niet binnen een bepaald
verslaggevingsprincipe vallen zoals genoemd in IFRS;
- controleurs van jaarstukken geholpen om een oordeel te vormen over het in
overeenstemming zijn met (compliant with) verslaggevingsprincipes;
- gebruikers ondersteunen bij de interpretatie van jaarstukken.
Het doel van financiële rapportages is om financiële informatie te geven over de
rapporterende entiteit ten behoeve van potentiële investeerders, geldverstrekkers en
andere schuldeisers om beslissingen te nemen ten aanzien van het kopen of verkopen
van goederen aan de entiteit dan wel het houden van aandelen in de entiteit of het
verstrekken van leningen of andere vormen van kredietverstrekking.
1.3 Qualitative Characteristics of Useful Financial Information
Financiële informatie kan bij het maken van een beslissing alleen nuttig zijn als het
minimaal de volgende twee fundamentele kwalitatieve eigenschappen heeft:
1. Relevantie (relevance)
o Maakt een verschil bij het nemen van een beslissing door een
kapitaalverschaffer
o Heeft een voorspellende (predictive value) en/of bevestigende
(confirmatory value) waarde
Voorspellende waarde = de informatie geeft input bij het
voorspellen van toekomstige verwachtingen door de gebruiker
Bevestigende waarde = de informatie bevestigt/verwerpt eerder
geëvalueerde informatie
o Maakt een verschil ongeacht of de gebruikers de informatie wel of niet
afweegt.
2. Getrouwe weergave (faithful representation)
o Volledig = alle noodzakelijke informatie is opgenomen voor een
betrouwbare weergave
o Neutral = elke vorm van vooroordelen zijn afwezig om te voorkomen dat
informatie het gewenste karakter krijgt voor beoogde resultaten
(predetermined).
o Vrij van materiële fouten
Opgemerkt dient te worden dat de meest relevante verslaggevingsgrond niet de meest
betrouwbare hoeft te zijn en vice versa. Informatie kan vaak niet 100% betrouwbaar en
100% relevant zijn. Als je iets te laat presenteert is het vaak wel betrouwbaar maar niet
meer relevant (zoals bij een voorziening).
1.4 Going Concern assumption
Het Framework gaat uit van de “going concern”-principe. Dit houdt in dat verondersteld
,wordt dat de rapporterende entiteit in de voorzienbare toekomst zijn activiteiten zal
voortzetten. De entiteit zal tenminste lang genoeg bestaan om zijn bestaande
verplichtingen na te komen.
1.5 Definition of Elements in Financial Statements
Het Conceptual Framework bevat enkele begripsbepalingen voor jaarrekeningen, die
hierna aan bod komen.
Assets
Een bezitting of actief (asset) is een uit gebeurtenissen in het verleden voortgekomen
middel, waarover de onderneming de beschikkingsmacht heeft en waaruit in de
toekomst naar verwachting economische voordelen naar de onderneming zullen
vloeien.
1. Economische voordelen (future economic benefits) = de bezitting bij moet dragen
aan kasstromen die naar de onderneming toe zullen vloeien
2. Beschikkingsmacht (control) = de entiteit is eigenaar
3. Gebeurtenissen uit het verleden (past events) = een gebeurtenis in het verleden
heeft plaatsgevonden waaruit de beschikkingsmacht is ontstaan
Liabilities
Een schuld (liability) is een huidige verplichting van de entiteit voortvloeiend uit
gebeurtenissen in het verleden waarvan de toekomstige afwikkeling zal leiden tot
een uitstroom van eerder genoten economische voordelen.
1. Huidige verplichting
2. Gebeurtenissen in het verleden = het is noodzakelijk om bestaande verplichtingen
te onderscheiden van toekomstige verplichtingen die immers geen bestaande
verplichtingen vormen. De verplichting ontstaat immers na levering of na het
afsluiten van de koopovereenkomst. Hetzelfde geldt voor toekomstige lonen van
werkgevers of toekomstige schulden aan crediteuren, gezien de verplichting nog
niet is ontstaan.
3. Uitstroom van eerder genoten economische voordelen (giving up of resources) =
de entiteit zal op vastgestelde data of momenten de verplichting afwikkelen,
bijvoorbeeld door aflossing, inruil van activa, omzetting van de verplichting of
kwijtschelding
1.6 Recognition of Elements of Financial Statements
Nadat een item voldoet aan de gegeven definitie, is het van belang dat het item voldoet
aan de recognition vereisten.
Recognition houdt in de opname, rubricering en presentatie van posten in de
jaarrekening.
Asset recognition
1. Het moet waarschijnlijkheid zijn dat economische voordelen naar de entiteit toe
zullen vloeien
2. De activa moet betrouwbaar zijn te bepalen
Liability recognition
1. Het moet waarschijnlijk zijn dat de voldoening van de verplichting leidt tot een
uitstroom van middelen
2. De verplichting moet betrouwbaar zijn te bepalen.
1.7 Measurement of the Elements of Financial Statements
Measurement wordt omschreven als het proces waarbij de monetaire waarden van de
posten in de balans en de winst- en verliesrekening worden opgenomen en
, gepresenteerd. Het meten van activa en passiva is leidend voor de verwerking van baten,
inkomsten en lasten. Dit proces is van belang voor de economische besluitvorming die
gebruikers nemen op basis van de jaarrekening.
Het Conceptual Framework geeft een aantal uitgangspunten voor de waardering aan,
waarbij de toepassing van historische kosten als grondslag het meest gangbaar is.
Historische kosten (historical cost): het bedrag op het moment van verkrijging van
het actief, dan wel het ontvangen bedrag bij het aangaan van een verplichting.
Actuele kostprijs (current cost): het bedrag dat zou worden uitgegeven aan een
bezitting indien de bezitting op dit moment zou worden verkregen, dan wel de
waarde van een verplichting bij aflossing op het huidige moment.
Realiseerbare waarde (realisable or settlement value): het bedrag dat zou worden
ontvangen voor een marktconforme transactie in de normale uitoefening van een
bedrijf, dan wel het af te lossen bedrag onder marktconforme omstandigheden in
de normale uitoefening van een bedrijf. Deze methode wordt het meeste
toegepast bij impairment tests.
Marktwaarde (present value): het bedrag dat volgens de DCF-methode aan
toekomstige vrije netto-kasstromen zou worden ontvangen uit hoofde van een
actief, dan wel de toekomstige uitstroom van kasstromen aan aflossing van een
verplichting tegen de geldende verdisconteringsvoet.
Fair value wordt omschreven als het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld
of een verplichting kan worden afgewikkeld, tussen terzake goed geïnformeerde, tot een
transactie bereid zijnde partijen, die onafhankelijk zijn van elkaar.
