1 Financieringsvraagstukken
1.1 Financieringsbegrippen
Voor een onderneming zijn er verschillende financieringsmogelijkheden.
Deze verdelen onder 3 grote groepen:
1) eigen vermogen
2) vreemd vermogen op lange termijn
3) vreemd vermogen op korte termijn
belangrijkste financieringsregel = lang met lang en kort met kort
↪ De vaste activa moeten we financieren met het permanent vermogen. (L met
L) Vreemd vermogen op korte termijn moeten we terugbetalen met vlottende
activa (K met K)
Ideale situatie voor een onderneming:
→ In deze situatie kan er iets misgaan met de vlottende activa want het
nettobedrijfskapitaal is op lang termijn gefinancierd.
* PV = permanent vermogen
* NBK = netto bedrijfskapitaal
, 1.2 Financieringsmogelijkheden
Bij de keuze van de financiering dienen we met een heel aantal factoren rekening te houden:
1) Risico
Eigen vermogen inbrengen brengt een groter risico met zich mee dan vreemd vermogen
omdat in geval van faillissement eerst de inbrengers van vreemd vermogen vergoed
worden en als laatste, wanneer er meestal niets meer overblijft, de inbrengers van
eigen vermogen. Dit leidt ertoe dat de inbrengers van eigen vermogen een hogere
vergoeding eisen dan de inbrengers van vreemd vermogen.
2) Kosten
Bij vreemd vermogen spreken we over te betalen intrest, die bij een variabele intrestvoet kan
wijzigen. Bij een vaste intrestvoet kan een onderneming de maandelijkse of jaarlijkse kost
wel goed inschatten.
Op het eerste zicht zijn er bij eigen vermogen geen kosten. Toch moet men ook hier
rekening houden met een "opportuniteitskost": het geld dat je in onderneming steekt, had
je ook anders kunnen beleggen en daarvoor een intrest kunnen ontvangen.
3) Fiscaliteit
Intresten die je moet betalen op vreemd vermogen zijn voor een onderneming aftrekbaar.
De vergoedingen voor eigen vermogen is niet aftrekbaar.
In België bestaat er sinds een aantal jaren de "notionele intrestaftrek" waarbij
ondernemingen bij investeringen met eigen vermogen kunnen doen alsof ze intrest moeten
betalen. Deze fictieve intrest is dan ook aftrekbaar. Als compensatie voor een daling van de
vennootschapsbelasting naar 25% heeft de regering Michel I wel deze "notionele
intrestaftrek" beperkt, zodat het in principe niet meer kan dat een onderneming veel winst
maakt en geen belastingen betaalt.
4) Financieringswinst en hefboomeffect
Wanneer de opbrengst van een investering groter is dan de te betalen intrest op de lening,
doet een onderneming er goed aan om de investering te financieren met vreemd vermogen,
aangezien hierdoor de rendabiliteit van het eigen vermogen zal toenemen.
5) Ontleningscapaciteit
Een onderneming kan niet eindeloos vreemd vermogen aantrekken, omdat het risico voor de
inbrengers steeds zal toenemen. Het zijn de inbrengers zelf die dit moeten inschatten door
berekening van de solvabiliteit.