Oefentoets Anatomie & Fysiologie ‘Het zenuwstelsel periode 2.4
Multiple Choice vragen (1 punt per goed beantwoorde vraag)
1. Wat is een synaps?
a. De eenvoudigste vorm van een prikkelreactie
b. Ophoping van prikkeloverdracht binnen het centraal zenuwstelsel
c. Plaats waar prikkeloverdracht plaatsvindt tussen neuronen
d. Plaats waar prikkeloverdracht plaatsvindt tussen neuron en spiercel
2. Waardoor wordt het centrale zenuwstelstel beschermd?
a. Liquor
b. Schedel
c. Wervelkolom
d. Alle bovengenoemde antwoorden
3. Een sensorische zenuwcel geleidt impulsen van:
a. Een zintuigcel via het ruggenmerg naar een spier
b. Een deel van het centrale zenuwstelsel naar een spier
c. Een deel van het centrale zenuwstelsel naar een ander deel van het
centrale zenuwstelsel
d. Een zintuigcel via het ruggenmerg naar de hersenen
4. Beide hemisferen van de hersenen staan in verbinding met elkaar door:
a. De grote hersenen
b. De hersenbalk
c. De hypothalamus
d. Het verlengde merg
5. Wat is géén hersenkwab?
a. De frontale kwab
b. De afferente kwab
c. De pariëtale kwab
d. De temporale kwab
6. De Latijnse term voor kleine hersenen is:
a. Cerebellum
b. Cerebrum
c. Cortex
d. Corpus Callosum
Multiple Choice vragen (1 punt per goed beantwoorde vraag)
1. Wat is een synaps?
a. De eenvoudigste vorm van een prikkelreactie
b. Ophoping van prikkeloverdracht binnen het centraal zenuwstelsel
c. Plaats waar prikkeloverdracht plaatsvindt tussen neuronen
d. Plaats waar prikkeloverdracht plaatsvindt tussen neuron en spiercel
2. Waardoor wordt het centrale zenuwstelstel beschermd?
a. Liquor
b. Schedel
c. Wervelkolom
d. Alle bovengenoemde antwoorden
3. Een sensorische zenuwcel geleidt impulsen van:
a. Een zintuigcel via het ruggenmerg naar een spier
b. Een deel van het centrale zenuwstelsel naar een spier
c. Een deel van het centrale zenuwstelsel naar een ander deel van het
centrale zenuwstelsel
d. Een zintuigcel via het ruggenmerg naar de hersenen
4. Beide hemisferen van de hersenen staan in verbinding met elkaar door:
a. De grote hersenen
b. De hersenbalk
c. De hypothalamus
d. Het verlengde merg
5. Wat is géén hersenkwab?
a. De frontale kwab
b. De afferente kwab
c. De pariëtale kwab
d. De temporale kwab
6. De Latijnse term voor kleine hersenen is:
a. Cerebellum
b. Cerebrum
c. Cortex
d. Corpus Callosum