Welvaart en groei 1.1 - Productie, toegevoegde waarde en inkomen
De waarde die stap voor stap wordt toegevoegd aan een product tijdens het productieproces
is de toegevoegde waarde. Om dit te berekenen, kijk je naar de som van de waarde die per
stap wordt toegevoegd:
Om waarde toe te voegen, zet je productiefactoren in:
● Natuur → Pacht
● Arbeid → Loon
● Kapitaal → Rente
● Ondernemer → Winst
Kapitaalgoederen dalen in waarde. Deze waardevermindering noem je afschrijving.
Hetgene wat uiteindelijk overblijft is de Netto Toegevoegde Waarde:
Beloning van bezitters van productiefactoren: gezinnen
Vormt het primaire inkomen. (of inkomensvorming)
De som van de toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid (lonen die de
overheid betaalt) vormt het Bruto Binnenlands Product (bbp).
De waarde van de productie, ofwel de bruto toegevoegde waarde van bedrijven en overheid,
is gelijk aan de som van het primair inkomen en afschrijvingen.
Het nbp is daarom gelijk aan de waarde van het Netto Binnenlands Inkomen, en de netto
toegevoegde waarde is ook gelijk aan het nbi.
Het bbp is ook gelijk aan het bbi:
OF
bbp op 3 manieren berekenen:
→ Objectieve methode = via de productie (som toegevoegde waarde bedrijven, overheid)
→ Subjectieve methode = via de inkomens (som primaire inkomens)
→ Bestedingsmethode = finale bestedingen + afschrijvingen (1.2)
, 1.2 - De economische kringloop
De economie werkt als kringloop:
Broek die jij koopt moet geproduceerd worden
Door productie krijgen arbeiders inkomen
Dat inkomen wordt weer gebruikt om spullen te kopen (broek)
De reële kringloop laat de goederenstromen zien tussen de 5 sectoren:
● Gezinnen
● Bedrijven
● Overheid
● Buitenland
● Financiële instellingen
De monetaire kringloop laat de geldstromen tussen die sectoren zien:
Y: Loon van bedrijven naar gezinnen
C: Gezinnen betalen bedrijven voor consumptie
B: Gezinnen betalen belasting aan overheid
S: Gezinnen sparen geld
I: Geld wordt uitgeleend aan bedrijven
O: Overheid koopt producten bij bedrijven
M: Betalen geld aan buitenland voor import
E: Krijgen geld van buitenland voor export
Uit deze economische kringloop kun je macro-economische identiteiten halen:
● Eerste identiteit: Y = C + B + S
Inkomen van gezinnen (Y) wordt besteed aan consumptie (C), belasting (B) en wordt
gespaard (S)
● Tweede identiteit: Y + M = C + I + O + E
Het nbi (Y) + de import (M) is gelijk aan de consumptie (C), investeringen (I),
overheidsbestedingen (O) en export (E)
Linkerkant zijn bestedingen van bedrijven, rechterkant zijn ontvangsten van bedrijven.
→ Herschrijven door import (M) naar rechterkant te plaatsen:
● Tweede identiteit: Y = C + I + O + E - M
Het binnenlands inkomen (Y) is gelijk aan bestedingen: C, I, O, E verrekend met M
● Derde identiteit: C + B +S = C + I + O + E - M
→ Herschrijven als: (B - O) + (S - I) = (E - M)
B - O = Saldo van de overheid (begrotingssaldo)
S - I = Particulier spaarsaldo (sparen gezinnen, investeren bedrijven)
E - M = Uitvoersaldo (saldo van het buitenland)
(B - O) + (S - I) = Nationaal spaarsaldo (saldo binnenlandse sectoren)
Consumptie, investeringen, overheidsbestedingen en het saldo van export en import heten
finale bestedingen. Deze zijn gelijk aan het binnenlands product en nbi (Y)
De waarde die stap voor stap wordt toegevoegd aan een product tijdens het productieproces
is de toegevoegde waarde. Om dit te berekenen, kijk je naar de som van de waarde die per
stap wordt toegevoegd:
Om waarde toe te voegen, zet je productiefactoren in:
● Natuur → Pacht
● Arbeid → Loon
● Kapitaal → Rente
● Ondernemer → Winst
Kapitaalgoederen dalen in waarde. Deze waardevermindering noem je afschrijving.
Hetgene wat uiteindelijk overblijft is de Netto Toegevoegde Waarde:
Beloning van bezitters van productiefactoren: gezinnen
Vormt het primaire inkomen. (of inkomensvorming)
De som van de toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid (lonen die de
overheid betaalt) vormt het Bruto Binnenlands Product (bbp).
De waarde van de productie, ofwel de bruto toegevoegde waarde van bedrijven en overheid,
is gelijk aan de som van het primair inkomen en afschrijvingen.
Het nbp is daarom gelijk aan de waarde van het Netto Binnenlands Inkomen, en de netto
toegevoegde waarde is ook gelijk aan het nbi.
Het bbp is ook gelijk aan het bbi:
OF
bbp op 3 manieren berekenen:
→ Objectieve methode = via de productie (som toegevoegde waarde bedrijven, overheid)
→ Subjectieve methode = via de inkomens (som primaire inkomens)
→ Bestedingsmethode = finale bestedingen + afschrijvingen (1.2)
, 1.2 - De economische kringloop
De economie werkt als kringloop:
Broek die jij koopt moet geproduceerd worden
Door productie krijgen arbeiders inkomen
Dat inkomen wordt weer gebruikt om spullen te kopen (broek)
De reële kringloop laat de goederenstromen zien tussen de 5 sectoren:
● Gezinnen
● Bedrijven
● Overheid
● Buitenland
● Financiële instellingen
De monetaire kringloop laat de geldstromen tussen die sectoren zien:
Y: Loon van bedrijven naar gezinnen
C: Gezinnen betalen bedrijven voor consumptie
B: Gezinnen betalen belasting aan overheid
S: Gezinnen sparen geld
I: Geld wordt uitgeleend aan bedrijven
O: Overheid koopt producten bij bedrijven
M: Betalen geld aan buitenland voor import
E: Krijgen geld van buitenland voor export
Uit deze economische kringloop kun je macro-economische identiteiten halen:
● Eerste identiteit: Y = C + B + S
Inkomen van gezinnen (Y) wordt besteed aan consumptie (C), belasting (B) en wordt
gespaard (S)
● Tweede identiteit: Y + M = C + I + O + E
Het nbi (Y) + de import (M) is gelijk aan de consumptie (C), investeringen (I),
overheidsbestedingen (O) en export (E)
Linkerkant zijn bestedingen van bedrijven, rechterkant zijn ontvangsten van bedrijven.
→ Herschrijven door import (M) naar rechterkant te plaatsen:
● Tweede identiteit: Y = C + I + O + E - M
Het binnenlands inkomen (Y) is gelijk aan bestedingen: C, I, O, E verrekend met M
● Derde identiteit: C + B +S = C + I + O + E - M
→ Herschrijven als: (B - O) + (S - I) = (E - M)
B - O = Saldo van de overheid (begrotingssaldo)
S - I = Particulier spaarsaldo (sparen gezinnen, investeren bedrijven)
E - M = Uitvoersaldo (saldo van het buitenland)
(B - O) + (S - I) = Nationaal spaarsaldo (saldo binnenlandse sectoren)
Consumptie, investeringen, overheidsbestedingen en het saldo van export en import heten
finale bestedingen. Deze zijn gelijk aan het binnenlands product en nbi (Y)