vrouwelijke cyclus, zwangerschap
Tekort -> laattijdige puberteit, vruchtbaarheidsproblemen, osteoporose
Teveel -> vroegtijdige puberteit, gynaecomastie: borstgroei bij mannen
Testosteron: ontwikkeling uitwendige geslachtsdelen, mannelijke lichaamsbouw, groei secundaire
geslachtskenmerken, stemmingswisselingen, zaadproductie
Tekort -> laattijdige puberteit, vruchtbaarheidsproblemen
Teveel -> vroegtijdige puberteit, agressie (steroïde razernij), toegenomen seksuele drift
6. BESLUIT
Hormonen spelen ! rol bij gezond functioneren
Fout = grote gevolgen, soms zelfs beperking
H4. HET ZENUWSTELSEL
1. SITUERING
Zenuwstelsel bestuurt inwendige lichaam -> wisselwerking inwendig lichaam en omgeving
Bepaalt mede menselijk gedrag
Anatomie: bouw v h lichaam
Fysiologie: werking v h lichaam
2. BOUWSTENEN V H ZENUWSTELSEL
Neuron/zenuwcel -> communicatie tss neuronen -> handelen (vb. ademen, zingen, lezen…)
Communicatieproblemen -> (ernstige) aandoeningen (vb. multiple sclerose, dementie, schizofrenie…)
2.1 NEURONEN
Zenuwstelsel: netwerk v verbindingen v neuronen (≈neuraal netwerk)
Soorten
- Sensorische neuronen: ontvangen informatie vanuit de zintuigen/het lichaam en voeren informatie
naar de hersenen (≈ afferente neuronen) (vb. voelen heet water)
9
, - Motorische neuronen: voeren informatie vanuit de hersenen naar de spieren, organen en klieren (≈
efferente neuronen) (vb. hand wegtrekken)
- Schakelcellen: cellen die zorgen voor de communicatie tss sensorische en motorische neuronen (≈
interneuronen)
Belangrijkste weetjes
- Meeste neuronen in hersenen en ruggenmerg
- Embryonale ontwikkeling -> overproductie -> selectief snoeiproces v minder goede/gebruikte
neuronen -> efficiënter neuraal netwerk/zenuwstelsel
- Omgevingsfactoren hebben invloed op ontwikkeling v neuronen (vb. alcoholconsumptie v moeder)
o Ernstige gevolgen (vb. foetale alcoholsyndroom: stoornis te wijten aan een teveel aan
alcohol dat vanuit de bloedsomloop v d moeder in de bloedsomloop v d foetus terecht komt)
Stoornissen en ziektes
- Polio: virus dat meestal weinig effect heeft, maar in uitzonderlijke gevallen een infectie in het
ruggenmerg veroorzaakt met een beschadiging v d motorische neuronen als gevolg
o Gevolgen: verlamming, misvormingen of overlijden
2.2 ANATOMIE V EEN NEURON
Onderdelen neuron
- Cellichaam: bevat structuren zoals celkern (genetisch materiaal) en mitochondria (metabolisme) (≈
soma)
- Dendrieten: korte, sterk vertakte uitlopers die een netwerk v fijne vezels vormen
o Ontvangen zenuwimpulsen en vervoeren info naar cellichaam toe
- Axon: één lange uitloper die enkel aan het uiteinde vertakt is
o Geleidt zenuwimpulsen van cellichaam weg
o Eindknopje: uiterste, verbrede stukje van de vertakking
Eindknopjes liggen dicht tegen elkaar, maar raken elkaar niet!
Synaps: kleine spleet tss twee neuronen (≈ synaptische spleet)
Myelineschede: vetachtig laagje rond axon
Gevormd door reeks achter elkaar liggende cellen v Schwann
Cellen v Schwann: cellen die verschillende keren rond het axon gedraaid zitten
Knopen v Ranvier: niet-gemyeliniseerde stukjes tss iedere Schwanncel
! Impulsgeleiding/neurale impuls = éénrichtingsverkeer !
Dendriet -> cellichaam -> axonen -> eindknopjes
10
, 3. COMMUNICATIE BINNEN EEN NEURON: NEURALE IMPULS
Informatiegeleiding binnen neuron = elektrochemisch proces: scheikundige processen die leiden tot
elektrische signalen en zich afspelen rond het membraan v h neuron
3.1 RUSTPOTENTIAAL
Rusttoestand: wanneer een neuron geen signalen ontvangt of verstuurt
≠ geen actie
= actief onderhouden situatie waarbij de binnenkant v h membraan negatiever geladen is dan de
buitenkant
Rustpotentiaal: spanning tussen de positief geladen deeltjes buiten h axon en de negatief geladen deeltjes
binnen h axon
3.2 ACTIEPOTENTIAAL
Stimuli/signalen -> receptorcellen v dendrieten -> cellichaam -> evaluatie v binnengekomen stimuli/signalen
Excitatorische signalen: signalen die het neuron exciteren (neuron aanzetten om tot actie over te gaan)
Inhibitorische signalen: signalen die het neuron inhibiteren (neuron afremmen om de actie te stoppen)
Evaluatie v binnengekomen stimuli/signalen -> beslissing
Actiepotentiaal: wanneer er meer excitatorische signalen dan inhibitorische signalen binnenkomen en het
neuron zelf een signaal vuurt
Axonheuvel: verbindingsstuk tss h cellichaam en h axon -> eindknopjes
Brengt een verandering teweeg in h membraanpotentiaal/geladenheid
o Evenwichtstoestand: wanneer er een kleine verandering v h membraanpotentiaal plaatsvind
en de instroom v natrium gecompenseerd wordt door uitstroom v kalium
o Drempelwaarde: wanneer de verandering in h membraanpotentiaal een bepaald niveau
bereikt
Natriumpoorten open -> massale toestroom v natrium -> grote wijziging in
membraanpotentiaal -> grotere toestroom v natrium
o Depolarisatie: proces v binnenstromen v natrium waardoor het membraanpotentiaal
verandert
Toestroom natrium -> polariteit v negatief naar positief -> actiepotentiaal
o Repolarisatie: herstelling v h rustpotentiaal waarbij de natriumpoorten zich sluiten, de
kaliumpoorten zich openen en kalium uit het axon stroomt
11