SAMENVATTING H4
H5. COGNITIEVE PSYCHOLOGIE
1. TYPERING V D COGNITIEVE PSYCHOLOGIE
1.1 BASISUITGANGSPUNTEN
1. Centralisme: binnenkant is wat telt en waarmee gedrag verklaard wordt
a. Binnenkant = hersenprocessen
2. Begrijpen hoe en waarom
a. Motivaties voor gedrag
3. Informatieverwerking
a. Mens = computer die binnenkomende informatie permanent verwerkt en daar al dan niet op
reageert
4. Actief en creatief
a. Mensen geven zelf richting aan leven
5. Mens dier -> taal
a. Mensen gebruiken symbolen om werkelijkheid te ordenen en erover te communiceren
6. Kinderen volwassenen -> ontwikkeling
a. Cognitieve ontwikkeling wordt bepaald door rijping & omgeving (leren)
COGNITIEVE PSYCHOLOGIE BEHAVIORISME
34
, Centralisme Periferalisme
Gedrag begrijpen Gedrag voorspellen
Mens is actief en creatief Mens als reagerend op stimuli en consequenties
uitlokkend
Essentieel verschil tss mens en dier Continuïteit tss gedrag v mens en dier
1.2 MENSBEELD
Innerlijke cognitieve processen = centraal (vb. motivaties, emoties, kennis, kennisopslag, waarneming…)
Mensen zijn informatieverwerkers en -bewerkers
Kwalitatief verschil tss mensen en dieren
Verschil zit in taal en leerprocessen
Kwalitatief verschil tss kinderen en volwassenen
Cognitieve vaardigheden zijn in ontwikkeling
1.3 INDELING
Te linken aan alle mensbeelden, indeling volgens tijd
Mechanistisch: mens = computer -> oorzaak-gevolgrelaties & objectieve kennisverwerving
↓
Organistisch: waarnemen & informatie verwerken = betekenis verlenen DUS subjectief
↓
Personalistisch: mens heeft actieve invloed op omgeving en is actief scheppend wezen
Goede match met bio-psycho-sociaal-model
- Biologisch: aanleg voor informatieverwerking en ontwikkeling v taal & hersenprocessen
- Psycho: gedrag (focus DUS belangrijkste!)
- Sociaal: stimulerende omgeving als voorwaarde voor ontwikkeling
35
H5. COGNITIEVE PSYCHOLOGIE
1. TYPERING V D COGNITIEVE PSYCHOLOGIE
1.1 BASISUITGANGSPUNTEN
1. Centralisme: binnenkant is wat telt en waarmee gedrag verklaard wordt
a. Binnenkant = hersenprocessen
2. Begrijpen hoe en waarom
a. Motivaties voor gedrag
3. Informatieverwerking
a. Mens = computer die binnenkomende informatie permanent verwerkt en daar al dan niet op
reageert
4. Actief en creatief
a. Mensen geven zelf richting aan leven
5. Mens dier -> taal
a. Mensen gebruiken symbolen om werkelijkheid te ordenen en erover te communiceren
6. Kinderen volwassenen -> ontwikkeling
a. Cognitieve ontwikkeling wordt bepaald door rijping & omgeving (leren)
COGNITIEVE PSYCHOLOGIE BEHAVIORISME
34
, Centralisme Periferalisme
Gedrag begrijpen Gedrag voorspellen
Mens is actief en creatief Mens als reagerend op stimuli en consequenties
uitlokkend
Essentieel verschil tss mens en dier Continuïteit tss gedrag v mens en dier
1.2 MENSBEELD
Innerlijke cognitieve processen = centraal (vb. motivaties, emoties, kennis, kennisopslag, waarneming…)
Mensen zijn informatieverwerkers en -bewerkers
Kwalitatief verschil tss mensen en dieren
Verschil zit in taal en leerprocessen
Kwalitatief verschil tss kinderen en volwassenen
Cognitieve vaardigheden zijn in ontwikkeling
1.3 INDELING
Te linken aan alle mensbeelden, indeling volgens tijd
Mechanistisch: mens = computer -> oorzaak-gevolgrelaties & objectieve kennisverwerving
↓
Organistisch: waarnemen & informatie verwerken = betekenis verlenen DUS subjectief
↓
Personalistisch: mens heeft actieve invloed op omgeving en is actief scheppend wezen
Goede match met bio-psycho-sociaal-model
- Biologisch: aanleg voor informatieverwerking en ontwikkeling v taal & hersenprocessen
- Psycho: gedrag (focus DUS belangrijkste!)
- Sociaal: stimulerende omgeving als voorwaarde voor ontwikkeling
35