1. Visuele perceptie
1.1. Perceptie
ZICHT: Reflexmatig antwoord op licht. Lichtprikkel wordt omgevormd tot neutrale energie. Zicht is
input.
ZIEN: Interpretatie van de visuele input. Er wordt betekenis gegeven aan de energie. Zien is de
output.
VISUELE FYSIOLOGIE: Licht wordt omgezet in zenuwprikkels door:
- Oogbeweging
- Scherpstelling
- Oogsamenwerking
- Netvlies
- Oogzenuw
- Grote hersenschors
VISUELE PERCEPTIE: Actief proces dat in de hersenen plaatsvindt. Verwerking zenuwprikkels door:
- Geheugen
- Oriëntatie
- Sluiting
- Discriminatie
- Figuur achtergrond-waarneming
- Vormconstante
1.2. Waarneming
Waarneming:
- Wordt aangevuld met een (conceptuele) voorstelling van het geheugen. Zo worden bekende
voorwerpen eerder herkent dan onbekende voorwerpen. Aandacht helpt ons bij het visueel
zoeken.
- Waarschuwt ons voor dreigend gevaar.
- Geeft informatie die we nodig hebben om gebeurtenissen te interpreteren.
2 soorten waarneming:
- Vroege waarneming: Gericht op analyse van elementaire kenmerken. Vooral onbewust. (Bv:
Kleur, vorm, locatie, beweging,…)
- Late waarneming: Volledige voorwerpen. Vooral bewust. (Bv: Huis, bal, tafel,…)
HOGERE WAARNEMING: Interpreteren of toetsen van hypothesen. (Bv: Bij het herkennen van een
gezicht het intensiever gaan aftasten voor herkenning persoon.)
VISUELE WAARNEMING: Creatief ordenend proces, waar er wordt gekeken naar:
- Vorm constante - Ambigue voorwerpen
- Grootte constante - Optische illusies.
- Gestaltwetten
, 1.3. Spiegelneuronen
SPIEGELNEURONEN: Bijzondere cellen die kunnen analyseren. Ze begrijpen en interpreteren
handelingen van een persoon en kunnen deze meteen imiteren. Zo sturen ze de observator
rechtstreeks aan om iets direct na te doen i.p.v. eerst te observeren.
Helpen ons:
- Empathie.
- Inzicht verwerven in denkpatronen.
- Nieuwe bewegingen en vaardigheden.
2. Visuele psychologie
De psychologie van het zien. (Waarnemingspsychologie).
De mens gebruikt een kunstmatig communicatiesysteem: AFGELEIDE MEDIA (= Het grafisch
communiceren met tekeningen en schrift.)
2.1. Gestalt psychologie
- GESTALT: Georganiseerde of gehele vorm.
- Max Wertheimer
GESTALT PSYCHOLOGIE: De mens neemt de wereld waar met gehelen en patronen.
PHI-FENOMEEN: Illusie van beweging bij oplichtende lampjes.
ISOMORFISME: Het idee dat een patroon van prikkels dat wordt waargenomen in structureel opzicht
correspondeert met een soortgelijke toestand of patroon in de hersenen.
Waarneming van objecten in een omgeving: Niet primair bepaald door de optelsom of associatie van
individuele kenmerken, maar door de totale configuratie.
REIFICATIE: Principe van ruimtelijke aanvulling: We gaan zaken indelen op vlak van vorm, kleur,
afstand, beweging,… Deels gebaseerd op aangeboren eigenschappen en deels bepaalde
verwachtingen.
Soorten indelingen:
- NABIJHEID: We gaan losse delen organiseren tot een geheel.
- GELIJKHEID: Alle elementen die gelijken betreft vorm, kleur, grootte, beweging.
- CONTINUITEIT: Continue lijnen zullen in onze geest worden verder getrokken zelfs tot buiten
de afbeelding.
- SLUITING: Onvolledige figuren worden mentaal voltooid of vervolledigd.
- MULTISTABILITEIT: Het brein kan op en neer springen tussen 2 interpretaties van een
eenzelfde figuur.
1) Proustfenomeen
Associatie tussen vroegere herinneringen en geur.
Kan op 2 manieren tot stand komen:
- Je bemerkt jezelf plots in een andere stemming en linkt het daarna aan de geur.
- Je krijgt direct een herinnering binnen door de geur.