Begrippenlijst marktonderzoek:
Module 2:
Omnibusonderzoek: het is een bundeling van opdrachten waarde prijs afhangt van de vraag.
Zo kan je een opsplitsing maken volgens regio of sociale klasse. Je kan het face-to-face doen
maar het gebeurt meer en meer telefonisch en online. Het kan op verschillende tijdstippen
gedaan worden.
Module 3:
Beslissers in de onderneming + projectleiders: voldoen aan informatiebehoefte.
Analist/ projectleider: verwerking mogelijk maken.
Respondent: correcte gegevens verstrekken.
Enquêteur: gegevens correct registreren.
Korte vragenlijst: maak op voorhand een flowchart van de vragenlijst.
Lange vragenlijst: maar op voorhand een flowchart van de onderzoekstopics en routing.
Feitenvragen: peilen naar concrete zaken.
Opinievragen: informeren naar de mening.
Open vragen: respondent formuleert antwoord zelf
Semi-open vragen: lijst met mogelijke antwoorden is voorzien (maar wordt
niet voorgelezen door enquêteur). Vergemakkelijkt werk van enquêteur/snelheid interview
Gesloten vragen: keuze uit antwoordmogelijkheden
Filtervraag: enkel de vraag stellen aan respondenten die kunnen antwoorden en relevant zijn
voor het onderzoek.
Nominaal: ik hou van merk a ja of nee.
Ordinaal: ik verkies a boven b.
Interval: het verschil tussen mijn oordeel over a en mijn oordeel over b is even groot als ….
Ratio: ik rook 10 sigaretten per dag van merk a en geen van merk b.
Direct: rechtreekse meting van oordeel of eigenschap (beoordelingsschalen,
rangordeschalen, …)
Module 4:
Sampling errors: steekproeffouten.
Non-sampling errors: niet-steekproeffouten.
Steekproefkader ( sampling frame): lijst van alle elementen van de doelgroep die in
beschouwing worden genomen voor steekproeftrekking. Niet van alle doelgroepen bestaat
een lijst.
Zuivere toevalssteekproef: iedereen zelfde (en gekende) kans.
Gestratificeerde steekproef: groep elementen met dezelfde kenmerken (=intern homogeen).
Geslacht, leeftijdsgroepen, regio.
Clustersteekproef: populatie opdelen in clusters. Enkele clusters selecteren. Binnen de
clusters aselecte steekpref, of alle elemenetne van cluster in steekproef.
Systematische steekproef: lijst met alle leden van een universum beschikbaar/noodzakelijk.
Leden in een willekeurige volgorde plaatsen achter elkaar (random numbers toewijzen). Je
trekt nummers (=respondenten) volgens een bepaalde systematiek. Aantal te trekken
nummers is afhankelijk van de populatieomvang en de steekproefgrootte.
Random walk methode steekproef: combinatie van de voordelen van area sampling,
gestratificeerde steekproef, systematische steekproef.
Module 2:
Omnibusonderzoek: het is een bundeling van opdrachten waarde prijs afhangt van de vraag.
Zo kan je een opsplitsing maken volgens regio of sociale klasse. Je kan het face-to-face doen
maar het gebeurt meer en meer telefonisch en online. Het kan op verschillende tijdstippen
gedaan worden.
Module 3:
Beslissers in de onderneming + projectleiders: voldoen aan informatiebehoefte.
Analist/ projectleider: verwerking mogelijk maken.
Respondent: correcte gegevens verstrekken.
Enquêteur: gegevens correct registreren.
Korte vragenlijst: maak op voorhand een flowchart van de vragenlijst.
Lange vragenlijst: maar op voorhand een flowchart van de onderzoekstopics en routing.
Feitenvragen: peilen naar concrete zaken.
Opinievragen: informeren naar de mening.
Open vragen: respondent formuleert antwoord zelf
Semi-open vragen: lijst met mogelijke antwoorden is voorzien (maar wordt
niet voorgelezen door enquêteur). Vergemakkelijkt werk van enquêteur/snelheid interview
Gesloten vragen: keuze uit antwoordmogelijkheden
Filtervraag: enkel de vraag stellen aan respondenten die kunnen antwoorden en relevant zijn
voor het onderzoek.
Nominaal: ik hou van merk a ja of nee.
Ordinaal: ik verkies a boven b.
Interval: het verschil tussen mijn oordeel over a en mijn oordeel over b is even groot als ….
Ratio: ik rook 10 sigaretten per dag van merk a en geen van merk b.
Direct: rechtreekse meting van oordeel of eigenschap (beoordelingsschalen,
rangordeschalen, …)
Module 4:
Sampling errors: steekproeffouten.
Non-sampling errors: niet-steekproeffouten.
Steekproefkader ( sampling frame): lijst van alle elementen van de doelgroep die in
beschouwing worden genomen voor steekproeftrekking. Niet van alle doelgroepen bestaat
een lijst.
Zuivere toevalssteekproef: iedereen zelfde (en gekende) kans.
Gestratificeerde steekproef: groep elementen met dezelfde kenmerken (=intern homogeen).
Geslacht, leeftijdsgroepen, regio.
Clustersteekproef: populatie opdelen in clusters. Enkele clusters selecteren. Binnen de
clusters aselecte steekpref, of alle elemenetne van cluster in steekproef.
Systematische steekproef: lijst met alle leden van een universum beschikbaar/noodzakelijk.
Leden in een willekeurige volgorde plaatsen achter elkaar (random numbers toewijzen). Je
trekt nummers (=respondenten) volgens een bepaalde systematiek. Aantal te trekken
nummers is afhankelijk van de populatieomvang en de steekproefgrootte.
Random walk methode steekproef: combinatie van de voordelen van area sampling,
gestratificeerde steekproef, systematische steekproef.