H1. Inleiding in de gedragsbiologie
3. Het biopsychosociaal model
Biopsychosociaal model
• Verschillende invalshoeken vullen elkaar aan
• De invloed van elke factor is niet altijd evenredig
• De professionals dienen menselijk gedrag steeds te bekijken vanuit biopsychosociaal
model.
3 invalshoeken/perspectieven menselijk gedrag verklaren:
1. Biologische oorzaken
2. Omgevingsoorzaken
3. Psychologische oorzaken
= breed kijken
1) BIOLOGISCHE OORZAKEN
Alle gedragingen en gevoelens = gestuurd door zenuwstelsel
• Stoornis: beschadiging/ afwijking in hersenen
o Beschadiging frontale hersenen = ev. agressief gedrag, gebrek aan moreel
besef, depressie
• Ongeval, bloeding, ouderdom => verminderd functioneren van hersenen
o Bv. gebrek in spraak, geheugen of aandacht.
• Gedrag beïnvloed werking v/d informatieoverdracht tss zenuwcellen (neuronen)
Verstoring in hormoonproductie = gedragsafwijkingen
• Agressie samenhangend met verhoogd testosteronniveau
Erfelijkheid: eigenschappen worden overgedragen van ene op andere generatie.
Bv. fysieke kenmerken, intelligentie, syndroom van down, Fragiele X-syndroom, etc.
• Gedrag moeder tijdens zwangerschap => bepaald afwijkingen bij kind veroorzaken
Menselijk gedrag heeft een evolutionaire basis.
Hersenen
Neurotransmitters
Hormonen
Erfelijkheid Menselijk gedrag
Prenataal factoren
Evolutionaire factoren
Gedragsbiologie (biopsychologie)
→ onderzoekt biologische factoren van het biopsychosociaal model.
2) OMGEVINGSOORZAKEN
Gezinssituatie & opvoeding:
, • Samestelling gezin
• Sfeer van het gezin
• Ouders betrokken?
• Verloop communicatie?
Gedraging en opvatting voor deel ontleend aan sociale omgeving waarin men zicht bevindt:
• Wanneer individu opgroeit = meer personen en groepen
Maatschappij of cultuur waarvan men deel uitmaakt:
• Oordelen, opvattingen en gedraging in groep waartoe men behoort.
• Niet zomaar tot stand gekomen.
Gezinssituatie
Opvoeding
Sociale omgeving Menselijk gedrag
Cultuur
3) PSYCHOLOGISCHE OORZAKEN
= Invloed op de wijze waarop persoon tegen zichzelf en anderen aankijken en hoe ze met
anderen omgaan.
Ervaring
Leerprocessen
Temperament
Karakter Menselijk gedrag
Zelfbeeld
Intelligentie
Wetenschappelijk literatuur:
• Biologische
• Cognitieve
• Sociaal-cultureel
= invloed op menselijk functioneren
MAAR discussie…
• Relatieve belang
o Onderzoekers eigen impact in verf zeten
o Bv. Evolutiepsychologen indruk wekken belangrijk menselijk gedrag verklaard
wordt vanuit evolutionair (biologisch) perspectief.
• Volledig begrip van een probleem/ situatie altijd een combinatie veronderstelt van
de verschillende invalshoeken (biologisch, psychologisch & sociale factoren).
= biopsychosociiaal model
Wat is gedragsbiologie?
= Hoe kan dit gedrag (deels) vanuit biologische factoren verklaard worden?
, • = psychobiologie
• = biopsychologie
• = biologische psychologie
• = psychologische biologie
→ Wetenschap in evolutie
→ vaak zijn er meerdere biologische verklaringen mogelijk voor gedrag
→ Biologische verklaring vult andere verklaringen aan
4. Nature-nurture debat
Nature - standpunt: menselijk gedrag is aangeboren (biologische factor)
• Wordt verklaard door erfelijke gedrag aangeboren/ biologische factoren `
• Rol opvoeder/begeleider = minimum beperkt
Bv. karakterkenmerken, fysiek, etc.
Nurture - standpunt: menselijke gedrag verklaard door omgeving (sociale factor)
• Mens on beschreven blad
• Rol opvoeder/ begeleider = cruciaal belang
• Meeste eigenschappen & kenmerken enkel te meten wanneer kind ouder is, nurture
al effect gehad
Bv. hoe we zijn opgevoed, sociale relaties, cultuur, etc.
Interactionistisch standpunt: menselijk gedrag wordt verklaard door aanleg, omgeving en
interactie tussen aangeboren en omgevingsfactoren
• Manier waarop individu zelf invloed geeft
• Interactie tussen nature en nurture
Interactie tss biologische factoren en omgevingsfactoren
Bv. interactie tussen genen en milieu.
Onderzoek (2004):
• Defect op gen = lokt agressie uit
• X gebonden (Mannen 1, vrouwen 2)
• Resultaten (grafiek)
o Nurture = zichtbaar invloed op gedrag
Voorbeeld interactionistisch standpunt
, • Te veel stress = toxic (= nadelige gevolgen)
5. Homeostase
= Het proces dat er op gericht is om het evenwicht in het menselijk lichaam te bewaren
Doel: het intern milieu van het lichaam constant = belangrijk (in evenwicht houden)
Te veel uit evenwicht = dood
bv. te veel bloed verliezen
Terugkoppeling / feedback
Proces waarbij de uitkomst (output) van een proces wordt teruggevoerd (feedback in input).
• T of F wanneer gegevens na verwerking opnieuw worden aangeboren ter
vergelijking of verwerking.
Negatieve feedback: de reactie is tegenovergesteld
• Proces negatief beïnvloed/ afgeremd
→ Homeostase maakt gebruik van negatieve feedback mechanisme
Bv. temperatuurregeling: te koud → lichaam zorgt dat je het warmer krijgt
Positieve feedback: de reactie is (meer van) hetzelfde
• Proces positief beïnvloed (versterkend)
• Output zorgt ervoor dat input meer vanhetzelfde doet
Bv. Borstvoeding: hoe meer het kind drinkt, hoe meer melkproductie
Menselijk lichaam maakt hierbij gebruik van negatieve feedback mechanisme
1. Sensor