6. HET AUDITIEVE SYSTEEM
6.1 GELUID
Geluiden
Hoorbare variaties in luchtdruk die bestaan uit alternerende compressie en rarefactie v
luchtmoleculen longitudinaal voortgeleide drukgolf (343 m/sec of 1227 km/u bij Tkamer)
Elke trilling = som v sinusoïdale trillingen
Sinusgolf gekenmerkt door 2 parameters:
Ø Frequentie = #cycli per tijdseenheid = … Hz
Bepaalt toonhoogte
Menselijke gehoor gevoelig voor 20
Hz -16.000 Hz
Natuurlijke geluiden: mengeling v
sinusgolven met ≠ frequenties
Ø Intensiteit = grootte v/d drukvariaties
Bepaalt luidheid
Decibel Sound Pressure Level (dB SPL) beschrijft intensiteit op logaritmische
schaal:
Ø dB = 20 log10 (geluidsdruk/referentiedruk)
Ø Referentiedruk = gemiddelde menselijke gehoordrempel bij 1 kHz
(2x10- 5 Newton/m2)
Ø 0 dB is dus intensiteit v/e juist waarneembare toon v 1 kHz
Ø Oor gevoelig over 120 dB (factor v 1 miljoen)
1
,6.2 HET PERIFEER SENSORIËLE APPARAAT
6.2.1 HET BUITENOOR
Buitenoor
Oorschelp + uitwendige gehoorgang die uitloopt op trommelvlies
Versterking + lokalisatie (pinna) geluid
Figuur 6.2. Anatomie van het buiten-, midden- en binnenoor.
6.2.2 HET MIDDENOOR
Middenoor: 3 gehoorbeentjes
1. Malleus
2. Incus
3. Stapes
Brengen trillingen die geluiden veroorzaken in trommelvlies over op ovale venster, dat grens
vormt met het binnenoor
Druk op ovale venster versterkt (amplificatie x 20) zodat luchttrillingen (lage impedantie) efficiënt
in trillingen vloeistof (hoge impedantie) in binnenoor = impedantie-matching
Ø Hefboomwerking gehoorbeentjes
Ø Oppervlakte: ovale venster <<< trommelvlies,
2
, Figuur 6.3. Amplificatie en attenuatie in het middenoor.
m. tensor tympani
Hecht aan thv onderste deel hamer
m. stapedius
Hecht aan stijgbeugel
Contractie v deze spieren
Attenuatiereflex
Gehoorbeenketen rigider vooral laagfrequente geluiden minder sterk overgebracht naar
binnenoor
Ø Adaptatie bij sterke geluiden met ↑ dynamische range
Ø Bescherming binnenoor tegen intense geluiden: latentie v 50-100 ms
Ø Perceptie hoogfrequente geluiden zoals spraak in achtergrondgeluiden met veel lage
frequenties
Ø Activatie bij eigen spraak
3
6.1 GELUID
Geluiden
Hoorbare variaties in luchtdruk die bestaan uit alternerende compressie en rarefactie v
luchtmoleculen longitudinaal voortgeleide drukgolf (343 m/sec of 1227 km/u bij Tkamer)
Elke trilling = som v sinusoïdale trillingen
Sinusgolf gekenmerkt door 2 parameters:
Ø Frequentie = #cycli per tijdseenheid = … Hz
Bepaalt toonhoogte
Menselijke gehoor gevoelig voor 20
Hz -16.000 Hz
Natuurlijke geluiden: mengeling v
sinusgolven met ≠ frequenties
Ø Intensiteit = grootte v/d drukvariaties
Bepaalt luidheid
Decibel Sound Pressure Level (dB SPL) beschrijft intensiteit op logaritmische
schaal:
Ø dB = 20 log10 (geluidsdruk/referentiedruk)
Ø Referentiedruk = gemiddelde menselijke gehoordrempel bij 1 kHz
(2x10- 5 Newton/m2)
Ø 0 dB is dus intensiteit v/e juist waarneembare toon v 1 kHz
Ø Oor gevoelig over 120 dB (factor v 1 miljoen)
1
,6.2 HET PERIFEER SENSORIËLE APPARAAT
6.2.1 HET BUITENOOR
Buitenoor
Oorschelp + uitwendige gehoorgang die uitloopt op trommelvlies
Versterking + lokalisatie (pinna) geluid
Figuur 6.2. Anatomie van het buiten-, midden- en binnenoor.
6.2.2 HET MIDDENOOR
Middenoor: 3 gehoorbeentjes
1. Malleus
2. Incus
3. Stapes
Brengen trillingen die geluiden veroorzaken in trommelvlies over op ovale venster, dat grens
vormt met het binnenoor
Druk op ovale venster versterkt (amplificatie x 20) zodat luchttrillingen (lage impedantie) efficiënt
in trillingen vloeistof (hoge impedantie) in binnenoor = impedantie-matching
Ø Hefboomwerking gehoorbeentjes
Ø Oppervlakte: ovale venster <<< trommelvlies,
2
, Figuur 6.3. Amplificatie en attenuatie in het middenoor.
m. tensor tympani
Hecht aan thv onderste deel hamer
m. stapedius
Hecht aan stijgbeugel
Contractie v deze spieren
Attenuatiereflex
Gehoorbeenketen rigider vooral laagfrequente geluiden minder sterk overgebracht naar
binnenoor
Ø Adaptatie bij sterke geluiden met ↑ dynamische range
Ø Bescherming binnenoor tegen intense geluiden: latentie v 50-100 ms
Ø Perceptie hoogfrequente geluiden zoals spraak in achtergrondgeluiden met veel lage
frequenties
Ø Activatie bij eigen spraak
3