LES 2: CONCEPT
BUITENOMGEVING
ONZE PLANEET
Verschuivingen zomer, herfst, winter en lente zijn belangrijk voor ons als
ontwerper
Per klimaatzone wordt er gebruik gemaakt van een andere bouwtechniek
ZONNEBOOG
= schijnbare beweging van de zon aan de hemel in de loop
van de dag als gevolg van aardrotatie rond aardas en rond zon
Grote invloed op systemen die invloed van de zon
1. Minimaliseren = koelingssystemen die
warmtestraling inperken
2. Maximaliseren = fotovoltaïsche panelen
Zomerzon
- Hoger
- Zonneboog is langer = op NO, onder NW
- Slagschaduw van de gebouwen is kleiner
Winterzon
- Lager
- Zonneboog is korter = op ZO, onder ZW
- Slagschaduw van de gebouwen is groter
ZONNESTAND DIAGRAM
= toont zonnestanden op verschillende
tijdstippen met schijnbare baan van de zon in
horizontale coördinatiestelsel, deel van de
hemelbol geprojecteerd op plat vlak
Analemma
= Verbindt alle zonnestand op 1 bepaald uur
gedurende het jaar
1
, KLIMAAT
= wordt bepaald door de zon
Warmt aardoppervlak op => atmosfeer warmt op
Warmteverschillen door verschil van luchtdruk => wind
Astronomische factoren:
Hoogte van de zon
- Door verschil in hoogte valt zonlicht rond de polen op een groter gebied
dan rond de evenaar = opwarming aardoppervlak evenaar > polen
Insolatie: De hoeveelheid licht dat op stukje aardoppervlak invalt
Duur van de dag
Afstand van aarde tot zon
Geografische factoren:
Land-zee-ijs-verdeling
- Land warmt/koelt sneller op/af dan water => luchttemperatuur varieert
sterk tussen land en zee
Reliëf van het aardoppervlak
- Uitgestrekte bossen = lagere temperatuur en hoge luchtvochtigheid
- Hoge gebergtes hebben invloed op klimaat van de omgeving
Loefzijde neerslag > lijzijde
Hoogte boven zeeniveau
3 soorten klimaatschalen
Macroklimaat
Meso klimaat
Microklimaat
MACRO KLIMAAT
Groot gebied op aarde waar
hetzelfde gemiddelde klimaat
heerst
Overkoepelend geheel => veel grote landschappen
Hierin zijn veel microklimaten te vinden waar de omstandigheden anders
zijn
MESO KLIMAAT (meer lokaler)
BERGEN EN DALEN
= veroorzaken mesoklimaten op hun hellingen.
Temperatuur neemt af met hoogte terwijl neerslag toeneemt
- 1 kant van de berg/gebergte heeft veel neerslag, andere kant ligt in
regenschaduw dus droger
Bergdorpen aan zuidkant van de berg
Klimatologische omstandigheden in gebergten kunnen enorm verschillen
binnen afstanden van enkele km
OPPERVLAKTEWATER
Zee, meren, rivieren hebben + invloed op gematigde temperatuur
Door grote watermassa warmt de kust minder snel op dan de steden
- Land warmt op + warme lucht stijgt op => koele lucht van de zee
wordt aangezogen + zeewind gaat waaien
MICRO KLIMAAT
2
BUITENOMGEVING
ONZE PLANEET
Verschuivingen zomer, herfst, winter en lente zijn belangrijk voor ons als
ontwerper
Per klimaatzone wordt er gebruik gemaakt van een andere bouwtechniek
ZONNEBOOG
= schijnbare beweging van de zon aan de hemel in de loop
van de dag als gevolg van aardrotatie rond aardas en rond zon
Grote invloed op systemen die invloed van de zon
1. Minimaliseren = koelingssystemen die
warmtestraling inperken
2. Maximaliseren = fotovoltaïsche panelen
Zomerzon
- Hoger
- Zonneboog is langer = op NO, onder NW
- Slagschaduw van de gebouwen is kleiner
Winterzon
- Lager
- Zonneboog is korter = op ZO, onder ZW
- Slagschaduw van de gebouwen is groter
ZONNESTAND DIAGRAM
= toont zonnestanden op verschillende
tijdstippen met schijnbare baan van de zon in
horizontale coördinatiestelsel, deel van de
hemelbol geprojecteerd op plat vlak
Analemma
= Verbindt alle zonnestand op 1 bepaald uur
gedurende het jaar
1
, KLIMAAT
= wordt bepaald door de zon
Warmt aardoppervlak op => atmosfeer warmt op
Warmteverschillen door verschil van luchtdruk => wind
Astronomische factoren:
Hoogte van de zon
- Door verschil in hoogte valt zonlicht rond de polen op een groter gebied
dan rond de evenaar = opwarming aardoppervlak evenaar > polen
Insolatie: De hoeveelheid licht dat op stukje aardoppervlak invalt
Duur van de dag
Afstand van aarde tot zon
Geografische factoren:
Land-zee-ijs-verdeling
- Land warmt/koelt sneller op/af dan water => luchttemperatuur varieert
sterk tussen land en zee
Reliëf van het aardoppervlak
- Uitgestrekte bossen = lagere temperatuur en hoge luchtvochtigheid
- Hoge gebergtes hebben invloed op klimaat van de omgeving
Loefzijde neerslag > lijzijde
Hoogte boven zeeniveau
3 soorten klimaatschalen
Macroklimaat
Meso klimaat
Microklimaat
MACRO KLIMAAT
Groot gebied op aarde waar
hetzelfde gemiddelde klimaat
heerst
Overkoepelend geheel => veel grote landschappen
Hierin zijn veel microklimaten te vinden waar de omstandigheden anders
zijn
MESO KLIMAAT (meer lokaler)
BERGEN EN DALEN
= veroorzaken mesoklimaten op hun hellingen.
Temperatuur neemt af met hoogte terwijl neerslag toeneemt
- 1 kant van de berg/gebergte heeft veel neerslag, andere kant ligt in
regenschaduw dus droger
Bergdorpen aan zuidkant van de berg
Klimatologische omstandigheden in gebergten kunnen enorm verschillen
binnen afstanden van enkele km
OPPERVLAKTEWATER
Zee, meren, rivieren hebben + invloed op gematigde temperatuur
Door grote watermassa warmt de kust minder snel op dan de steden
- Land warmt op + warme lucht stijgt op => koele lucht van de zee
wordt aangezogen + zeewind gaat waaien
MICRO KLIMAAT
2