Lesnotities P-lijn II Statistiek

 Uitzicht SPSS wijzigen:
o Edit (links boven)
o Options
o Look & feel
o SPSS standard

 2 verschillende mechanismes
o User interface: met menu balk
o Syntax: mechanisme achter SPSS

 2 verschillende views
o Data view
o Variable view

 Verschillende ‘variabelen’ in bovenste balk

 Naam
 Type
 Breedte
 Aantal decimalen
 Label
 Mogelijke waarden
 Missing:
- waarden ontbreken
- hoe identificeren
 Kolombreedte
 Alineëring
 Meetniveau
 Rol

 Hoe data inbrengen en wat zijn de kenmerken? VARIABLE VIEW
o Naam
 Vb geslacht, leeftijd, gewicht, geboorteplaats, …
 korte term

o Type
 Numeriek (meest gebruikt) vb. 0 = man en 1 = vrouw
 String: reeks van tekenen (=TEKST) vb. M = man en V= vrouw

o Width: breedte
 Heeft te maken met de fysieke opslag op de server van de variabele
 Standaard op 8

o Columns: kolombreedte
 Heeft te maken met de view; we zien vb 8 tekens, maar op de
server worden meerdere tekens opgeslagen
 Standaard 8

o Decimalen
 Standaard op 2

,  Vb bij geslacht zetten we decimalen op 0, heeft geen functie in deze
situatie

o Label
 Meer gedetailleerde omschrijving van je variabele
 Uitleg – eenheid
 Vb. leeftijd als naam, kan je bij label meer uitleg geven als deze
waarde vb uitgedrukt is in jaren, maanden, …

o Values (waarden)
 Belangrijk bij kwalitatieve variabelen: nominaal – ordinaal
 Value koppelen aan een label = codering
 Vb. 0 = man en 1 = vrouw
 Ingeven: value: 0; label = man; Add

o Missings
 Ontbrekende data in dataset
 Laat meestal op ‘none’ staan; leidt tot lege cel in dataset

o Measure
 3 opties
 Scale: vb. continue variabelen of interval-ratio variabel
- vb. leeftijd, gewicht
 Ordinaal
 Nominaal
- Vb. geslacht

o Rol
 Meestal op input laten staan

o ID-variabele: specifiek voor elke proefpersoon een cijfer
 Vb oplopend cijfer, patiënten nummeren van 1-…
 Handig om te selecteren vb enkel patiënten met ID-nummer 10-30
in rekening brengen
 Meestal ingeven als bovenste variabele in je reeks

 Hoe inbrengen op spss?
o Naam: ID
o Type: numeriek
o Decimaal: 0
o Label: ID
o Measure: scale variabele

 Hoe data inbrengen en wat zijn de kenmerken? DATA VIEW
o De variabelen die we via variable view ingegeven hebben staan nu
bovenaan als ‘kolommen’ aangegeven
o Bijhorende data kan nu ingegeven worden
o Dit concept noemt: datastructuur aanbrengen
 SPSS heeft een eigen datastructuur:
o Matrix vorm: rijen () en kolommen ()
 Kolom: variabelen

,  Rijen: proefpersonen (‘gegevens’)
o De data van 1 proefpersoon komt op 1 rij terecht

o Stel je wil data op 2 verschillende tijdstippen verwerken vb gewicht
voor en na een dieet  hoe breng je dit in via gepaste datastructuur?
 Data van 1 proefpersoon moet op 1 rij
 via SPSS extra variabele in met naam gewicht 1 en gewicht 2
 Beide metingen worden als 2 aparte variabelen ingevoerd
 Als label duiden we extra vb gewicht 1 = gewicht bij aanvang en
gewicht 2 = gewicht na 2 weken ketodieet …

 dit was de werking om variabelen en gegevens in te voeren via de ‘user
view’, de gebruikers interface

 OPSLAAN
o Save as type:
 Dataset: bestandsnaam.zsav
 Syntax: bestandsnaam.sps

 HOE WERKEN MET EEN SYNTAX BESTAND
o Blanco document
o Waarom gebruiken?
 Bij repetitieve acties kan je snel ‘data’ of ‘commando’s’ kopiëren
 Syntax is ‘logboek’ waarin alle acties staan
 Je kan acties hergebruiken, dit zorgt voor efficiëntie

o Hoe een syntax creëren?
 Open een extra blanco dataset!
 Hierin gaan we coderen voor de syntax, we moeten 1 willekeurige
variabele ingeven vb in 1e cel: ‘10’ (dummie variabele)
 dit is enkel nodig als we met een blanco dataset werken!!! Indien

al waarden in de dataset aanwezig zijn is de dummie variabele
niet nodig voor het creëren van de syntax
 indien we deze niet invoeren kan het leiden tot ‘error’

o We gaan nu via de syntax variabelen ingeven:
o We gaan eerst commentaar ingeven, dit geven we aan via ‘*’
commenteer wordt niet geïntegreerd in je SPSS bestand
o Eerste term in je syntax die in het rood staat betekent dat deze
onjuist is!!! (Altijd regel afsluiten met punt.)

o Nieuwe variabele aanmaken
o Type (naam).
 vb. numeric id.

o Variable level naam(meetniveau).
 Vb. variable level id(scale).

o Variable labels naam ‘naam(met ev eenheid)’.
 Vb. Variable labels id ‘id’.