Kennisclip 1 : FIELD, TENOR EN MODE contextmodel
Michael Halliday
DIA 1 :
Zijn contextmodel past in wat hij de sociaal-semiotische visie op taal noemt, waarbij taal wordt
bekeken als een tekensysteem dat bepaald wordt door zijn sociale functie. In dat perspectief is een
taalgebruik of tekst een interactief gebeuren van betekenisuitwisseling. Die klemtoon op taal als
sociale actie, stond altijd al centraal bij Halliday.
DIA2: CONTEXT:
Context= ( waar die betekenisuitwisseling in plaatsvindt) = verweven in de tekst d.m.v. een
systematische relatie tussen de sociale omgeving en de functionele lagen in de taal.
3 contextaspecten:
o FIELD = wat er gaande is, aard sociale interactie
o TENOR= beschrijft interpersoonlijke relaties tussen de deelnemers die samenhangt met
hun status, identiteit en hun rol in deze specifieke interactie
o MODE = beschrijft de rol die taal speelt in de interactie die samenhangt met het doel van
de tekst, wat de participanten verwachten, status tekst, …
VB:
conflict tussen oudere en adolescent. onderliggende autoriteitsrelatie maar ook affectieve relatie.
Kan leiden tot discussie, die beslist kan worden o.b.v. argumentatie. Maar op bepaald punt kan de
autoriteitsrelatie leiden tot het steeds maar herhalen van dezelfde standpunten.
FIEL = conflict
TENOR = ouder en adolescent en hun relaties. = autoriteit en affectief relaties
MODE = discussie o.b.v. argumentatie of het herhalen van dezelfde standpunten.
DIA3:
Schrijver maakt keuze uit verschillende taalsystemen
1
Michael Halliday
DIA 1 :
Zijn contextmodel past in wat hij de sociaal-semiotische visie op taal noemt, waarbij taal wordt
bekeken als een tekensysteem dat bepaald wordt door zijn sociale functie. In dat perspectief is een
taalgebruik of tekst een interactief gebeuren van betekenisuitwisseling. Die klemtoon op taal als
sociale actie, stond altijd al centraal bij Halliday.
DIA2: CONTEXT:
Context= ( waar die betekenisuitwisseling in plaatsvindt) = verweven in de tekst d.m.v. een
systematische relatie tussen de sociale omgeving en de functionele lagen in de taal.
3 contextaspecten:
o FIELD = wat er gaande is, aard sociale interactie
o TENOR= beschrijft interpersoonlijke relaties tussen de deelnemers die samenhangt met
hun status, identiteit en hun rol in deze specifieke interactie
o MODE = beschrijft de rol die taal speelt in de interactie die samenhangt met het doel van
de tekst, wat de participanten verwachten, status tekst, …
VB:
conflict tussen oudere en adolescent. onderliggende autoriteitsrelatie maar ook affectieve relatie.
Kan leiden tot discussie, die beslist kan worden o.b.v. argumentatie. Maar op bepaald punt kan de
autoriteitsrelatie leiden tot het steeds maar herhalen van dezelfde standpunten.
FIEL = conflict
TENOR = ouder en adolescent en hun relaties. = autoriteit en affectief relaties
MODE = discussie o.b.v. argumentatie of het herhalen van dezelfde standpunten.
DIA3:
Schrijver maakt keuze uit verschillende taalsystemen
1