Specifieke doelgroepen:
Dementie
1) Wat is dementie (degeneratief hersenletsel)
Verzamelnaam voor een groep aandoeningen waarbij meerdere stoornissen in het cognitieve
functioneren samen optreden, bv. Geheugen, leervermogen, taalgebruik en het kunnen uitvoeren
van complexe en dagelijks handelingen.
Volgens DSM-5
1. Er is een significante achteruitgang, ten opzichte van vroeger niveau, in één of meer
cognitieve domeinen.
2. De cognitieve tekorten belemmeren het zelfstandig functioneren bij dagelijkse handelingen.
3. Deze cognitieve deficiënties doen zich niet alleen voor in de context van een delirium (plotse
verwardheid)
4. De cognitieve deficiënties kunnen niet beter verklaard worden door een andere psychische
stoornis (vb: depressie, schizofrenie)
2)Epidemiologie
o De vergrijzing verdubbeld. Steeds meer mensen worden ouder en ouder.
o Leeftijd speelt een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van dementie.
o De vraag is niet waarom de één wel dementie krijgt en de andere niet. Maar waarom het bij
de één vroeger is en bij de ander later. We kunnen zeggen dat iedereen dement word, zolang
we maar oud genoeg zijn.
o Wanneer we dit krijgen hangt af de cognitieve reserves
o Daarmee bedoelen we dat bepaalde variabelen de mogelijkheid van het brein verbeteren om
structurele schade te verwerken, waarbij het effect van de schade op cognitie onmiddellijk
beperkt wordt.
o 3 variabelen spelen een belangrijke rol: opleiding, intelligentie, socio-economische status
3)Kenmerken en classificatie
Er zijn verschillende oorzaken/ziektebeelden met als meest voorkomende:
DAT Dementie van het Alzheimer Type. Deze vorm is verantwoordelijk voor 70% van alle
dementie’s. (= corticaal!)
Dementie is moeilijk te onderscheiden met: normale verouderingsprocessen, mild cognitieve
impairment, invloed depressie, afasie, primair progressieve afasie (PPA).
, 4)Dementie van het Alzheimer type (DAT)
Wordt gekenmerkt door een sluipend begin en een langzaam progressieve ontwikkeling van
cognitieve functiestoornissen.
Geheugenproblemen komen op de voorgrond :
Het opslaan van nieuwe info is verstoord:
- Afspraken worden vergeten, meermaals bellen naar familie, weg kwijt geraken
- Beperkte/geen leercurve bij geheugentaken
- Verstoorde uitgestelde oproeping bij geheugentaken.
Ook herkenning is vaak gestoord (geen hulp van cues bij meerkeuze). Biedt onderscheid met
andere vormen van dementie, zoals de vasculaire dementie, en een depressie, waar de
herkenning doorgaans wel intact is.
Taalstoornissen komen ook vaak voor. (EXPRESSIEF)
Ze hebben last van woordvindingproblemen. Voornamelijk problemen met eigennamen.
Maar later gaan ze ook dingen gaan herhalen, verbaal fantaseren.
Verbergen a.d.h.v. clichés, breedsprakigheid.
Er treden stelselmatig moeilijkheden op met lange en complexe zinnen en het volgen van
gesprekken met meerdere deelnemers.
de eindfase kenmerkt zich door:
- herhalen van woorden van de gesprekspartner (echolalie) autisme!
- repetitief produceren van betekenisloze klanken (logoclonie)
- mutisme een zinvolle communicatie is amper mogelijk.
Taalstoornissen op RECEPTIEF VLAK:
ze hebben problemen met abstracte, impliciete of figuurlijke taal.
De eindfase zien we als een totaal verlies van verbaal taalbegrip. Wel nog een zeker non-
verbaal begrip.
Stoornissen in praxis
o Ideationele apraxie (voorwerpen onhandig hanteren)
o Kledingsapraxie (arm door de broekspijp steken)
o Orale apraxie (tong niet kunnen uitsteken op verzoek ondanks intact taalbegrip)
Rationaliseren (excuses vormen)
Stoornissen in visuele herkenning (agnosie)
Uit zich in het niet meer herkennen van voorwerpen (visuele agnosie), het niet meer
herkennen van bekende gezichten (prosopagnosie = gezichtsblindheid).
Executieve functiestoornissen
Moeite hebben met het bewaren van overzichten, planningen, organisatie, uitvoeren van
taken, verminderde flexibiliteit.
In het dagelijkse leven uit zich dit als moeite hebben om 2 dingen tegelijk te doen, om een
gesprek met meerdere personen te volgen.
Dementie
1) Wat is dementie (degeneratief hersenletsel)
Verzamelnaam voor een groep aandoeningen waarbij meerdere stoornissen in het cognitieve
functioneren samen optreden, bv. Geheugen, leervermogen, taalgebruik en het kunnen uitvoeren
van complexe en dagelijks handelingen.
Volgens DSM-5
1. Er is een significante achteruitgang, ten opzichte van vroeger niveau, in één of meer
cognitieve domeinen.
2. De cognitieve tekorten belemmeren het zelfstandig functioneren bij dagelijkse handelingen.
3. Deze cognitieve deficiënties doen zich niet alleen voor in de context van een delirium (plotse
verwardheid)
4. De cognitieve deficiënties kunnen niet beter verklaard worden door een andere psychische
stoornis (vb: depressie, schizofrenie)
2)Epidemiologie
o De vergrijzing verdubbeld. Steeds meer mensen worden ouder en ouder.
o Leeftijd speelt een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van dementie.
o De vraag is niet waarom de één wel dementie krijgt en de andere niet. Maar waarom het bij
de één vroeger is en bij de ander later. We kunnen zeggen dat iedereen dement word, zolang
we maar oud genoeg zijn.
o Wanneer we dit krijgen hangt af de cognitieve reserves
o Daarmee bedoelen we dat bepaalde variabelen de mogelijkheid van het brein verbeteren om
structurele schade te verwerken, waarbij het effect van de schade op cognitie onmiddellijk
beperkt wordt.
o 3 variabelen spelen een belangrijke rol: opleiding, intelligentie, socio-economische status
3)Kenmerken en classificatie
Er zijn verschillende oorzaken/ziektebeelden met als meest voorkomende:
DAT Dementie van het Alzheimer Type. Deze vorm is verantwoordelijk voor 70% van alle
dementie’s. (= corticaal!)
Dementie is moeilijk te onderscheiden met: normale verouderingsprocessen, mild cognitieve
impairment, invloed depressie, afasie, primair progressieve afasie (PPA).
, 4)Dementie van het Alzheimer type (DAT)
Wordt gekenmerkt door een sluipend begin en een langzaam progressieve ontwikkeling van
cognitieve functiestoornissen.
Geheugenproblemen komen op de voorgrond :
Het opslaan van nieuwe info is verstoord:
- Afspraken worden vergeten, meermaals bellen naar familie, weg kwijt geraken
- Beperkte/geen leercurve bij geheugentaken
- Verstoorde uitgestelde oproeping bij geheugentaken.
Ook herkenning is vaak gestoord (geen hulp van cues bij meerkeuze). Biedt onderscheid met
andere vormen van dementie, zoals de vasculaire dementie, en een depressie, waar de
herkenning doorgaans wel intact is.
Taalstoornissen komen ook vaak voor. (EXPRESSIEF)
Ze hebben last van woordvindingproblemen. Voornamelijk problemen met eigennamen.
Maar later gaan ze ook dingen gaan herhalen, verbaal fantaseren.
Verbergen a.d.h.v. clichés, breedsprakigheid.
Er treden stelselmatig moeilijkheden op met lange en complexe zinnen en het volgen van
gesprekken met meerdere deelnemers.
de eindfase kenmerkt zich door:
- herhalen van woorden van de gesprekspartner (echolalie) autisme!
- repetitief produceren van betekenisloze klanken (logoclonie)
- mutisme een zinvolle communicatie is amper mogelijk.
Taalstoornissen op RECEPTIEF VLAK:
ze hebben problemen met abstracte, impliciete of figuurlijke taal.
De eindfase zien we als een totaal verlies van verbaal taalbegrip. Wel nog een zeker non-
verbaal begrip.
Stoornissen in praxis
o Ideationele apraxie (voorwerpen onhandig hanteren)
o Kledingsapraxie (arm door de broekspijp steken)
o Orale apraxie (tong niet kunnen uitsteken op verzoek ondanks intact taalbegrip)
Rationaliseren (excuses vormen)
Stoornissen in visuele herkenning (agnosie)
Uit zich in het niet meer herkennen van voorwerpen (visuele agnosie), het niet meer
herkennen van bekende gezichten (prosopagnosie = gezichtsblindheid).
Executieve functiestoornissen
Moeite hebben met het bewaren van overzichten, planningen, organisatie, uitvoeren van
taken, verminderde flexibiliteit.
In het dagelijkse leven uit zich dit als moeite hebben om 2 dingen tegelijk te doen, om een
gesprek met meerdere personen te volgen.