4.1 Aardbevingen en vulkanen
Ligging en topografie
► Middellandse Zeegebied in veel opzichten uniek.
● Het is de grootste binnenmeer op aarde: twee toegangen (Straat van Gibraltar en
Suezkanaal) en verschillende bekkens (zoals Adriatische Zee en Egeïsche zee).
● Er is een gevarieerd landschap:
- veel reliëf
- veel boomgaarden op hellingen
- steile kusten
- weinig uitgestrekte stranden
- veel eilanden en baaien
- aardbevingen en vulkanisme
Op de grenzen van platen
► Grens van twee continentale platen: Afrikaanse en Euraziatische plaat. Door beweging
van deze platen zijn in grensgebied veel kleine platen met eigen bewegingsrichting ontstaan
→ complexe geologie. Door botsing → gebergten. Door subductie → vulkanen.
Ontstaan van de alpiene bergen
► 180 miljoen jaar geleden: bij uiteenvallen Pangea ontstond Tethyszee tussen Afrika en
Europa. Bij mid-oceanische rug in de Tethyszee vormde lava nieuwe oceaanbodem (basalt)
→ zee steeds breder. Op zeebodem: sedimentatie klei en kalk en langs randen zand. Druk
op sedimenten → verhard tot gesteenten.
● 120 miljoen jaar geleden, vanaf Krijt, beweegt Afrika weer naar noorden → Tethyszee
kleiner + door druk ontstaan kleine platen. Er zijn subductiezones bij Alpen en zuiden
Middellandse Zee. Ontstaan Alpen in Tertiair: botsing kleine Apulische plaat tegen
landmassa bij Duitsland.
● Ontstaan Pyreneeën en Karpaten in dezelfde tijd (botsing Iberische plaat tegen
Euraziatische plaat). Alpen, Pyreneeën en Karpaten vormen alpiene plooiingsgebied.
Tektoniek in de Egeïsche Zee
► De Afrikaanse plaat beweegt naar noorden en duikt onder de Egeïsche plaat die naar
zuiden beweegt → eilandenboog. Subductiezone schuift steeds meer naar zuiden →
Egeïsche plaat rekt uit, wordt dunner en zee dieper → ontstaan diepzeebekken. Zo is ook
Tyrrheense zee ontstaan.
Vulkanen
► Explosieve stratovulkanen Middellandse Zeegebied bij subductiezones, bijvoorbeeld:
● Santorini + eilanden in de buurt: ontstaan bij convergente breuklijn tussen twee
oceanische platen → eilandenboog met vulkanen en caldeira.
● Etna: ontstaan bij subductie van de Afrikaanse plaat. Karakter vulkaan verandert: wordt
minder explosief.
, ● Vesuvius: altijd zeer heftige uitbarstingen bijv. 79 na Chr. uitbarsting met meer dan 10.000
doden, laatste uitbarsting 1944. Gevaar is groot want in de nabijheid ligt de grote stad
Napels.
Aardbevingen
► Veel zware aardbevingen bij actieve plaatgrenzen in Italië, Griekenland en Turkije.
● Arabische plaat noordwaarts → Anatolische plaat westwaarts → Turkije beweegt daardoor
5 à 6 cm per jaar naar westen. Twee breuklijnen: noordelijke breuklijn langs kust Zwarte Zee
(Anatolische breuklijn) en zuidelijke breuklijn verdwijnt bij Sicilië in zee.
● Door beweging Apulische plaat: veel aardbevingen in Italië.
Problemen bij natuurrampen
► Voorkomen van natuurrampen niet altijd mogelijk: vulkaanuitbarstingen zijn moeilijk te
voorspellen. Er kunnen tekenen zijn, maar onzekerheid is groot.
● Bij uitbarsting Vesuvius in korte tijd 600.000 mensen evacueren → bijna onmogelijke
opgave.
● Aardbevingen zijn ook moeilijk te voorspellen. Het is zeker dat zich in sommige gebieden
binnen afzienbare tijd nieuwe aardbevingen zullen voordoen: maar wanneer precies?
Maatregelen
► Hazard management = maatregelen om risico’s van natuurrampen te beheersen en
voorspellen, door:
● onderzoekstechnieken en modellen: met meer inzicht in platentektoniek kan men
risicokaarten en evacuatieplannen maken.
● waarschuwingssystemen: tijdige waarschuwing van bevolking voor aardbevingen en
vulkaanuitbarstingen.
● rampenplannen: draaiboeken voor hulpverlening en evacuatie.
● bouwtechnische maatregelen: zoals rubberfunderingen om trillingen op te vangen.
4.2 Klimaat, plantengroei en landbouw
Klimaat
► In grote gebieden heerst Cs-klimaat (Middellandse Zeeklimaat met warme, droge zomers
en neerslagrijke winters). Cf-klimaat in Noord-Spanje. BS-klimaat in Zuidoost-Spanje.
BW-klimaat in landen ten zuiden van de Middellandse Zee. EH-klimaat in hoge bergen.
Afwisseling van zomer en winter
► Verklaring klimaten kan met de grote druk- en windsystemen. In zomer bevinden
hogedrukgebieden zich noordelijker dan in winter. Dat komt door opschuiving ITCZ naar
noorden.
● In juli ligt er door opwarming een lagedrukgebied boven de Sahara. Omdat de zee
langzamer opwarmt, ligt op breedte Middellandse Zeegebied met uitlopers over Marokko,
Spanje en Italië hogedrukgebied = Azoren-Hoog → weinig neerslag. Aanlandige wind bij
Noord-Afrika is toch vrij droog door warm landoppervlak → wolken lossen op.