1.1 Ontstaan en opbouw van de aarde
Het verleden van de aarde
► Aarde ongeveer 4,6 miljard jaar oud. Om ontstaan huidige landschappen te verklaren, zijn
technieken en theorieën nodig. Basis daarvoor is actualiteitsbeginsel.
● Uitgangspunt actualiteitsbeginsel: processen die we nu op aarde zien, werkten onder
gelijke omstandigheden vroeger ook zo → het heden is de sleutel tot het verleden. Geologen
kunnen dus met actualiteitsbeginsel ontstaanswijze van landschappen verklaren.
De kraamkamer van de aarde
► Zon 4,6 miljard jaar geleden ontstaan uit samentrekking van gas en stof. In nevel rond de
zon (ster) ontstonden acht planeten, waaronder planeet aarde.
● De zon + miljarden andere sterren = Melkwegstelsel = een sterrenstelsel. In heelal: talloze
sterrenstelsels.
● De aarde en zeven andere planeten draaien rond de zon en vormen ons zonnestelsel:
vier binnenplaneten uit steen: Mercurius, Venus, Aarde en Mars (Rotsplaneten ijzer en
gesteenten) en er zijn vier buitenplaneten uit gas: Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus
(Gasplaneten waterstof en helium).
Tijdschalen
► De aarde is ongeveer 4,6 miljard jaar oud. Om periode te overzien, geologische tijdschaal
nodig: vroeger relatieve tijdschaal (volgorde tijdperken bekend, maar ouderdom in jaren niet)
en nu absolute tijdschaal (verdeling in tijdperken, perioden en tijdvakken met leeftijd in
miljoenen jaren).
Schillen
► Bij vorming landschappen twee eigenschappen aarde van belang: water aan
aardoppervlak en schillen (lagen) binnen in aarde. Bij schillen onderscheid in: chemische
eigenschappen (materialen) en fysische eigenschappen (hardheid).
● Aarde smolt door grote meteorietinslag. Bij afkoeling ontstonden schillen met verschillende
chemische samenstelling:
■ Binnenste schil = aardkern (5.000 - 6.000 ⁰C) = vooral ijzer
■ Middelste schil = aardmantel (2.800 - 1.800 ⁰C) = vooral magnesium en ijzer
■ Buitenste schil:
- Continentale korst (30-70 km dik) = o.a. graniet (licht gesteente)
- Oceanische korst (± 7 km dik) = basalt (zwaar gesteente)
● Een van fysische eigenschappen is hardheid. Van binnen naar buiten:
- Binnenkern = vast
- Buitenkern = vloeibaar
- Binnenmantel = vast
- Asthenosfeer = plastisch
- Lithosfeer = hard
, ● Gesteenten korst en gesteenten vaste buitenste deel mantel vormen lithosfeer (100 - 150
km dik). Twee typen korst in lithosfeer: continentale korst uit graniet en oceanische korst uit
basalt. Continent lichter dan oceaanbodem, waardoor continent hoger ligt.
● Onder lithosfeer ligt asthenosfeer = taai-vloeibaar gesteente. Platen lithosfeer glijden over
asthenosfeer: asthenosfeer onder oceanen 100 tot 200 km dik en asthenosfeer onder
continenten 100 tot 500 km dik.
Inwendige warmte
► Aarde krijgt warmte uit inwendige en uitwendige bronnen.
● Inwendige bronnen: vrijgekomen warmte bij vroegere meteorietinslagen en vrijgekomen
warmte door radioactiviteit van sommige gesteenten.
● Uitwendige bron: de zon → invloed op uitwendige processen.
1.2 Het verhaal van de gesteenten
Bouwstenen
► Lithosfeer is opgebouwd uit verschillende soorten gesteenten.
● Basisbestanddelen gesteenten:
- mineralen = verbinding die in natuur voorkomt met bepaalde chemische eigenschappen
(kristalvorm) en fysische eigenschappen (hardheid)
- organische stoffen = ontstaan uit levende organismen
Soorten gesteenten
► Drie hoofdtypen: stollingsgesteenten, sedimentgesteenten en metamorfe gesteenten.
● Stollingsgesteenten ontstaan door afkoeling en stolling van magma. Twee soorten:
- dieptegesteente = langzame stolling magma in mantel → grote kristallen, bijvoorbeeld
graniet (kenmerken graniet: witte of doorzichtige kwartskristallen, zwarte glimmers en roze
veldspaat kristallen).
- uitvloeiingsgesteente = snelle stolling lava aan aardoppervlak → zeer kleine kristallen,
bijvoorbeeld basalt (kenmerken basalt: grijszwart van kleur en er zijn met het blote oog geen
kristallen te onderscheiden).
● Sedimentgesteenten ontstaan wanneer afzettingen van bijvoorbeeld zand of klei in lagen
worden neergelegd en samengeperst. Twee soorten:
- klastische sedimentgesteenten = verharding zand of klei door druk van lagen erboven,
bijvoorbeeld zandsteen
- organische sedimentgesteenten = verharding van organisch materiaal door druk van lagen
erboven, bijvoorbeeld kalksteen
● Metamorfe gesteenten ontstaan door de verandering van de samenstelling van de
oorspronkelijk gesteente in ander gesteente door grote druk en/of hoge temperatuur bij
gebergtevorming of druk van dikke lagen erboven, bijvoorbeeld: kalksteen wordt marmer en
kleisteen wordt leisteen.
Wat een steen kan vertellen
► Gesteentekringloop = hoofdtype gesteente kan overgaan in ander hoofdtype door hitte,
druk, smelten, stollen, verwering, erosie en sedimentatie. Deze processen kosten veel tijd.
● Met gesteentekringloop kan een steen je veel vertellen over de geologische geschiedenis
van het gebied.