Begrippenlijst TW – hoofdstuk 9
Identiteit Onderscheid:
identiteit als een set van feiten
o vb. leeftijd geslacht
identiteit als een set van kwaliteiten..
o Kwaliteiten zijn bijvoorbeeld muzikaal, leergierig,
Onderscheid is niet altijd even duidelijk.
Volgens Hall 3 visies op identiteit:
Humanistisch: identiteit = gedetermineerd door de
natuur.
o Vb. ras, geslacht, leeftijd (feiten)
Sociologisch = gedetermineerd door socialisatie
o Vb. opvoeding, opleiding ( = categoriseringen,
minder vastliggend, mensen kunnen in andere
context andere rol spelen)
Postmodern = identiteit is flexibel, meervoudig
o Vb. gedrag, performance, identificatie met
bestaande discourses
Komt in bepaalde discourses tot stand
Is flexibel, manier waarop je je in
bepaalde context gedraagt
Shibboleth een uitspraak die eenduidig aangeeft of de spreker al dan niet tot
een bepaalde groep behoort. (bv. jongerentaal zoals ‘yo’,
vakjargon, …)
Categorisering cognitieve proces waarmee mensen een verdeling aanbrengen in
objecten in de wereld of hun eigen cognitieve kennis. Deze
verdeling leidt tot een categorie op basis van een concept. Een
willekeurige verdeling van objecten uit de wereld wordt meestal
een klasse genoemd
Sociaal constructivisme Als gevolg van strategische keuzes een sociale identiteit verkrijgen
in interacties.
Code-switching een in de sociolinguïstiek gebruikte term voor een bepaalde vorm
van taalmenging, waarbij tijdens een gesprek tussen twee of meer
gesprekspartners schijnbaar willekeurig van de ene op de andere
taal (-variant) wordt overgeschakeld.
Membership Gebruik van categorieën / labels in het praten over zichzelf of
categorisation analysys anderen. Manier waarop ze over een bepaald thema praten toont
hoe ze erover denken.
Case-study Onderzoek waarbij de onderzoeker in het onderzoeksdomein
stapt, deelneemt aan de interactie binnen dat domein en
tegelijkertijd onderzoek doet en dat van binnenuit gaat beschrijven
In-groupidetificatie het verschijnsel waarbij de auteur zich ook in de group meerekent.
Laat dit merken door gebruik van ‘we’
Frame Bepaald kader
Worden gekarakteriseerd door register, referenties naar bekende
bronnen/personen, anekdotes, aanspreking publiek,
voornaamwoorden, categorisering
Als een persoon constant wisselt tussen frames kan je je afvragen
wat diens identiteit dan is.
Narrator T he figure of discourse that tells the story. Similarly,
narratee figure of discourse to whom the narrator tells the story.
Identiteit Onderscheid:
identiteit als een set van feiten
o vb. leeftijd geslacht
identiteit als een set van kwaliteiten..
o Kwaliteiten zijn bijvoorbeeld muzikaal, leergierig,
Onderscheid is niet altijd even duidelijk.
Volgens Hall 3 visies op identiteit:
Humanistisch: identiteit = gedetermineerd door de
natuur.
o Vb. ras, geslacht, leeftijd (feiten)
Sociologisch = gedetermineerd door socialisatie
o Vb. opvoeding, opleiding ( = categoriseringen,
minder vastliggend, mensen kunnen in andere
context andere rol spelen)
Postmodern = identiteit is flexibel, meervoudig
o Vb. gedrag, performance, identificatie met
bestaande discourses
Komt in bepaalde discourses tot stand
Is flexibel, manier waarop je je in
bepaalde context gedraagt
Shibboleth een uitspraak die eenduidig aangeeft of de spreker al dan niet tot
een bepaalde groep behoort. (bv. jongerentaal zoals ‘yo’,
vakjargon, …)
Categorisering cognitieve proces waarmee mensen een verdeling aanbrengen in
objecten in de wereld of hun eigen cognitieve kennis. Deze
verdeling leidt tot een categorie op basis van een concept. Een
willekeurige verdeling van objecten uit de wereld wordt meestal
een klasse genoemd
Sociaal constructivisme Als gevolg van strategische keuzes een sociale identiteit verkrijgen
in interacties.
Code-switching een in de sociolinguïstiek gebruikte term voor een bepaalde vorm
van taalmenging, waarbij tijdens een gesprek tussen twee of meer
gesprekspartners schijnbaar willekeurig van de ene op de andere
taal (-variant) wordt overgeschakeld.
Membership Gebruik van categorieën / labels in het praten over zichzelf of
categorisation analysys anderen. Manier waarop ze over een bepaald thema praten toont
hoe ze erover denken.
Case-study Onderzoek waarbij de onderzoeker in het onderzoeksdomein
stapt, deelneemt aan de interactie binnen dat domein en
tegelijkertijd onderzoek doet en dat van binnenuit gaat beschrijven
In-groupidetificatie het verschijnsel waarbij de auteur zich ook in de group meerekent.
Laat dit merken door gebruik van ‘we’
Frame Bepaald kader
Worden gekarakteriseerd door register, referenties naar bekende
bronnen/personen, anekdotes, aanspreking publiek,
voornaamwoorden, categorisering
Als een persoon constant wisselt tussen frames kan je je afvragen
wat diens identiteit dan is.
Narrator T he figure of discourse that tells the story. Similarly,
narratee figure of discourse to whom the narrator tells the story.