Samenvatting Beeldtaal
INLEIDING
Beeldtaal: proces waarin beelden de taal vormen
- Taal: systeem van tekens dat mensen in staat stelt om te communiceren
o Primair: spraaktaal
o Secundair: tekst
o Tertiair: visuele middelen
o Communicatie: de boodschap werd succesvol overgebracht naar de ontvanger
Spreker (rethor): zender van informatie
De taalvorm: het middel waarmee gecommuniceerd wordt -> boodschap
Ontvanger: luisteraar, lezer of kijker
- Beeld: hetgeen dat visueel waarneembaar is
o Focus of afbeeldingen: twee dimensionele weergaven
- Building blocks (universele bouwstenen): vorm, kleur, textuur, grootte, plaatsing en herhaling
- Domeinen uit de cursus: westerse beeldcultuur, fotografie, klassieke kunsten, hedendaagse
kunsten, media, grafisch ontwerp, reclame
Verschuiving binnen professionele communicatie
- Oorzaak: sprekers zijn bewust dat communiceren adhv visuele beelden sneller gaat
o Technologische mogelijkheden voor visuele communicatie
Biologische opzet
- 93% van de communicatie tussen mensen is non-verbaal
- We vertrouwen voornamelijk op het zicht
- 80% van wat we zien, 20% van wat we lazen en 10% van wat we hoorden, onthouden
- Afbeeldingen 60 000 keer sneller verwerken
- 50% van ons brein is betrokken bij visuele communicatie
SEMIOTIEK
Semiotiek: studie naar betekenis van tekens en proces van betekenisgeving
- Methode om te analyseren hoe betekenis visuele of andere informatie tot stand komt
- Proces van zien en begrijpen
Peirce: proces van begrijpen
- Signifié en significant
o Het waargenomen, het gene dat we zien -> signifié (zien)
tekens
o Het concept -> significant (begrijpen)
Codes
, - Het teken: alles kan een teken zijn zolang het kan worden waargenomen, het zet aan tot
interpretatie
o Drie karakteristieken
Waarneembaar voor iemand (zien, horen, ruiken of proeven)
Verwijst naar iets dat (meestal) afwezig is
Fungeert binnen gemeenschap
o Teken gaat relatie aan met betekenis die door kijker wordt geformuleerd (3 soorten)
Iconisch teken: gewaarwording of herkenbaarheid
Komt visueel overeen met de werkelijkheid
Afspiegelingen van het geen waar ze naar verwijzen
Indexicaal teken: ervaring/weten
Hangt samen met de werkelijkheid
Zijn verwant aan het geen waarnaar ze verwijzen
Symbolisch teken: afspraak/gevorderde kennis
Geen fysieke raakvlakken met werkelijkheid
Symboliek: herkennen en begrijpen
- De code: onbewust toepassen van een regel
o Regel: gebaseerd op kennis en resultaat van opvoeding, school, …
o Relatie tussen het teken en de betekenis
o Voorlopige resultante (afbakenen)
o Sterk cultuur- en tijdsgebonden
o Gewoonte -> geen onderscheid meer maken tussen werkelijkheid en afbeelding ->
een hoge modaliteit
Codes bepalen wat we normaal vinden
Iemand met andere codes -> ander normaal
o Enkel betekenis toekennen als we de geschikte code hebben
- Codes: dominant vs marginaal
o Dominant (mainstream): beleefd om iemand te begroeten en onbeleefd om boer te
laten
o Marginale codes: gelden voor sommige mensen (binnen een subcultuur)
o Geen vaststaande gegevens -> over tijd van plaats verwisselen (bv racisme, seksisme,
…)
Besluit (peirce)
- Een betekenis huist nooit in een beeldelement of object zelf
o Alles wat we waarnemen = blanco
o Krijgt pas een betekenis als we onze codes gebruiken
- Een betekenis is abstract, vluchtig en tijdelijk
o Het waarneembare verandert niet, maar de betekenis wel
- Beelden met een foute of onvolledige betekenis bestaan niet
o Te weinig sturende tekens -> geen codes
- Betekenisvorming gebeurt altijd naar de mogelijkheden van de waarnemer
o Communiceren met doelgroep -> afhankelijk van gemene deler
- Betekenisvorming is een persoonlijk proces en bijgevolg voor iedereen anders
o Unieke set met codes
INLEIDING
Beeldtaal: proces waarin beelden de taal vormen
- Taal: systeem van tekens dat mensen in staat stelt om te communiceren
o Primair: spraaktaal
o Secundair: tekst
o Tertiair: visuele middelen
o Communicatie: de boodschap werd succesvol overgebracht naar de ontvanger
Spreker (rethor): zender van informatie
De taalvorm: het middel waarmee gecommuniceerd wordt -> boodschap
Ontvanger: luisteraar, lezer of kijker
- Beeld: hetgeen dat visueel waarneembaar is
o Focus of afbeeldingen: twee dimensionele weergaven
- Building blocks (universele bouwstenen): vorm, kleur, textuur, grootte, plaatsing en herhaling
- Domeinen uit de cursus: westerse beeldcultuur, fotografie, klassieke kunsten, hedendaagse
kunsten, media, grafisch ontwerp, reclame
Verschuiving binnen professionele communicatie
- Oorzaak: sprekers zijn bewust dat communiceren adhv visuele beelden sneller gaat
o Technologische mogelijkheden voor visuele communicatie
Biologische opzet
- 93% van de communicatie tussen mensen is non-verbaal
- We vertrouwen voornamelijk op het zicht
- 80% van wat we zien, 20% van wat we lazen en 10% van wat we hoorden, onthouden
- Afbeeldingen 60 000 keer sneller verwerken
- 50% van ons brein is betrokken bij visuele communicatie
SEMIOTIEK
Semiotiek: studie naar betekenis van tekens en proces van betekenisgeving
- Methode om te analyseren hoe betekenis visuele of andere informatie tot stand komt
- Proces van zien en begrijpen
Peirce: proces van begrijpen
- Signifié en significant
o Het waargenomen, het gene dat we zien -> signifié (zien)
tekens
o Het concept -> significant (begrijpen)
Codes
, - Het teken: alles kan een teken zijn zolang het kan worden waargenomen, het zet aan tot
interpretatie
o Drie karakteristieken
Waarneembaar voor iemand (zien, horen, ruiken of proeven)
Verwijst naar iets dat (meestal) afwezig is
Fungeert binnen gemeenschap
o Teken gaat relatie aan met betekenis die door kijker wordt geformuleerd (3 soorten)
Iconisch teken: gewaarwording of herkenbaarheid
Komt visueel overeen met de werkelijkheid
Afspiegelingen van het geen waar ze naar verwijzen
Indexicaal teken: ervaring/weten
Hangt samen met de werkelijkheid
Zijn verwant aan het geen waarnaar ze verwijzen
Symbolisch teken: afspraak/gevorderde kennis
Geen fysieke raakvlakken met werkelijkheid
Symboliek: herkennen en begrijpen
- De code: onbewust toepassen van een regel
o Regel: gebaseerd op kennis en resultaat van opvoeding, school, …
o Relatie tussen het teken en de betekenis
o Voorlopige resultante (afbakenen)
o Sterk cultuur- en tijdsgebonden
o Gewoonte -> geen onderscheid meer maken tussen werkelijkheid en afbeelding ->
een hoge modaliteit
Codes bepalen wat we normaal vinden
Iemand met andere codes -> ander normaal
o Enkel betekenis toekennen als we de geschikte code hebben
- Codes: dominant vs marginaal
o Dominant (mainstream): beleefd om iemand te begroeten en onbeleefd om boer te
laten
o Marginale codes: gelden voor sommige mensen (binnen een subcultuur)
o Geen vaststaande gegevens -> over tijd van plaats verwisselen (bv racisme, seksisme,
…)
Besluit (peirce)
- Een betekenis huist nooit in een beeldelement of object zelf
o Alles wat we waarnemen = blanco
o Krijgt pas een betekenis als we onze codes gebruiken
- Een betekenis is abstract, vluchtig en tijdelijk
o Het waarneembare verandert niet, maar de betekenis wel
- Beelden met een foute of onvolledige betekenis bestaan niet
o Te weinig sturende tekens -> geen codes
- Betekenisvorming gebeurt altijd naar de mogelijkheden van de waarnemer
o Communiceren met doelgroep -> afhankelijk van gemene deler
- Betekenisvorming is een persoonlijk proces en bijgevolg voor iedereen anders
o Unieke set met codes