Accountancy
Module 1
Balans = tijdsindicatie: fincanciële toestand van de onderneming op een bepaald ogenblik => FOTO
Actief: aanwending vermogen (bezittingen), Bv. Gebouw, geld op bank…
Vaste activa: MIDDEL die op LT helpt met het uitvoeren van het bedrijfsproces =>
niet verkopen want nodig!
Vlottende activa: DOEL => wel verkopen
Geordend volgens liquiditeitsgraad: hoe liquider (hoe snel omzetbaar in geld?), hoe
lager
Passief: Oorsprong vermogen (schulden, financieringsmiddelen)
Eigen vermogen: schuld t.o.v. eigenaars continu aanwezig, moet niet terugbetaald
worden Bv. Kapitaal
Vreemd vermogen: schuld t.o.v. derden, tijdelijk aanwezig Bv. Lening
Ordening volgens opvraagbaarheid: hoe sneller opvraagbaar, hoe lager
Geordend door elks 10 rubrieken => OVERZICHTELIJK
De lezer kan besluiten nemen zonder te hoeven rekenen. Hij is geïnteresseerd in de gezondheid van
een bedrijf: dit is wanneer ze de schulden op KT kan terugbetalen -> door liquide middelen
Vaste activa wordt gefinancierd met het geld dat niet terugbetaald moet worden (eigen vermogen)
,Kan A > P ? Neen, alles wat we bezitten is ooit gefinancierd
Kan P > A ? Neen, elke euro die ter beschikking gesteld is van de zaak is op een of andere manier
weer te vinden bij de bezittingen
A = P : het principe van het dubbel boekhouden
Mogelijke combinaties:
Actief stijgt & Passief stijgt
Actief daalt & Passief daalt
Actief stijgt & Actief daalt
Passief stijgt & Passief daalt
Balans komt in evenwicht na de integratie van het resultaat: A + K = P + O A = P + (O - K)
Waar groei aflezen?
Niet bij toename balanstotaal, ook niet bij toename kapitaal, maar bij EIGEN VERMOGEN
(=beleggingswaarde van de aandeelhouder) :
stijgt ten gevolge van de winst (O > K) & daalt ten gevolge van verlies (K > O)
Resultatenrekening = formele voorstelling van het resultaat (kosten en opbrengsten) van een
onderneming over een bepaalde periode => VIDEO
Resultaat = winst of verlies
Opbrengsten: prestaties van een onderneming
Kosten: verbruikte middelen om de prestaties tot stand te brengen
Bedrijfsresultaat: O en K verbonden met de bedrijfsuitoefening van een onderneming
Financieel resultaat: O en K verbonden met het beheer van de financiële middelen
Niet-recurrente O en K: “uitzonderlijk karakter”, behoren niet tot financieel- of
bedrijfsresultaat, maar moeten toch tot één van beide horen
Met operationeel karakter: hoort bij bedrijfsresultaat
Met financieel karakter: hoort bij financieel resultaat
Resultatenrekening = opbrengsten en kosten met betrekking tot een bepaalde periode: maakt niet of
de transactie al heeft plaatsgevonden of niet
! Opbrengsten ≠ inkomsten ! Bv :
! Kosten ≠ uitgaven ! Bv:
, Opstellen van de balans na elke transactie is omslachtig, fouten zijn moeilijk op te sporen,
ondoelmatig... => Oplossing: grootboek (=systematische registratie): makkelijker om op elk moment
een balans op te stellen
DOEL: saldo zoeken dat naar de balans gaat
Debet > Credit: Debetsaldo (D – C) Saldo plaatsen aan de zijde met het kleinste totaal, want
Credit > Debet: Creditsaldo (C – D) in de boekhouding streven we altijd naar een evenwicht
Problemen: moeilijk om de tegenrekening te vinden en er is geen overzicht van de opeenvolging van
de verrichtingen (weet niet vanwaar de getallen komen)
Oplossing: Aanvullen met journaal (of dagboek) = verzameling van journaalposten
Module 1
Balans = tijdsindicatie: fincanciële toestand van de onderneming op een bepaald ogenblik => FOTO
Actief: aanwending vermogen (bezittingen), Bv. Gebouw, geld op bank…
Vaste activa: MIDDEL die op LT helpt met het uitvoeren van het bedrijfsproces =>
niet verkopen want nodig!
Vlottende activa: DOEL => wel verkopen
Geordend volgens liquiditeitsgraad: hoe liquider (hoe snel omzetbaar in geld?), hoe
lager
Passief: Oorsprong vermogen (schulden, financieringsmiddelen)
Eigen vermogen: schuld t.o.v. eigenaars continu aanwezig, moet niet terugbetaald
worden Bv. Kapitaal
Vreemd vermogen: schuld t.o.v. derden, tijdelijk aanwezig Bv. Lening
Ordening volgens opvraagbaarheid: hoe sneller opvraagbaar, hoe lager
Geordend door elks 10 rubrieken => OVERZICHTELIJK
De lezer kan besluiten nemen zonder te hoeven rekenen. Hij is geïnteresseerd in de gezondheid van
een bedrijf: dit is wanneer ze de schulden op KT kan terugbetalen -> door liquide middelen
Vaste activa wordt gefinancierd met het geld dat niet terugbetaald moet worden (eigen vermogen)
,Kan A > P ? Neen, alles wat we bezitten is ooit gefinancierd
Kan P > A ? Neen, elke euro die ter beschikking gesteld is van de zaak is op een of andere manier
weer te vinden bij de bezittingen
A = P : het principe van het dubbel boekhouden
Mogelijke combinaties:
Actief stijgt & Passief stijgt
Actief daalt & Passief daalt
Actief stijgt & Actief daalt
Passief stijgt & Passief daalt
Balans komt in evenwicht na de integratie van het resultaat: A + K = P + O A = P + (O - K)
Waar groei aflezen?
Niet bij toename balanstotaal, ook niet bij toename kapitaal, maar bij EIGEN VERMOGEN
(=beleggingswaarde van de aandeelhouder) :
stijgt ten gevolge van de winst (O > K) & daalt ten gevolge van verlies (K > O)
Resultatenrekening = formele voorstelling van het resultaat (kosten en opbrengsten) van een
onderneming over een bepaalde periode => VIDEO
Resultaat = winst of verlies
Opbrengsten: prestaties van een onderneming
Kosten: verbruikte middelen om de prestaties tot stand te brengen
Bedrijfsresultaat: O en K verbonden met de bedrijfsuitoefening van een onderneming
Financieel resultaat: O en K verbonden met het beheer van de financiële middelen
Niet-recurrente O en K: “uitzonderlijk karakter”, behoren niet tot financieel- of
bedrijfsresultaat, maar moeten toch tot één van beide horen
Met operationeel karakter: hoort bij bedrijfsresultaat
Met financieel karakter: hoort bij financieel resultaat
Resultatenrekening = opbrengsten en kosten met betrekking tot een bepaalde periode: maakt niet of
de transactie al heeft plaatsgevonden of niet
! Opbrengsten ≠ inkomsten ! Bv :
! Kosten ≠ uitgaven ! Bv:
, Opstellen van de balans na elke transactie is omslachtig, fouten zijn moeilijk op te sporen,
ondoelmatig... => Oplossing: grootboek (=systematische registratie): makkelijker om op elk moment
een balans op te stellen
DOEL: saldo zoeken dat naar de balans gaat
Debet > Credit: Debetsaldo (D – C) Saldo plaatsen aan de zijde met het kleinste totaal, want
Credit > Debet: Creditsaldo (C – D) in de boekhouding streven we altijd naar een evenwicht
Problemen: moeilijk om de tegenrekening te vinden en er is geen overzicht van de opeenvolging van
de verrichtingen (weet niet vanwaar de getallen komen)
Oplossing: Aanvullen met journaal (of dagboek) = verzameling van journaalposten