Peestraining, stabiliteit en proprioceptietraining
1. Peestraining
= peesstructuur versterken (niet per se met krachttraining), herstel pees dikker en langer maken
Pezen zijn de aanhechting van de spier op botten
Functie pees:
Krachtoverbrenger spier-bot
Pezen kunnen meer kracht opnemen dan spieren (gezonde pees: tot 17x lichaamsgewicht)
Bouw pees:
Geen dikke collagene massa, wel gebundelde collagene fibrillen
Fibril = kleinste collagene stuctuur
Collageen bundels kunnen apart bewegen
Verschillende vliezen:
- Endotenon: bloed, bezenuwing, lymfevaten
- Epitenon
- Paratenon
Synoviale schede rondom sommige pezen (met peesvocht)
Alle structuren liggen in lengterichting geordend
Als pees hersteld moet het in lengterichting hersteld worden
Type 1 collageen vezels: drukkrachten opvangen vooral dit in pezen
Type 2 collageen vezels: trekkrachten opvangen
Als er letsel pees is zal type 1 vervangen worden door type 3 vezels
Minder goed trekkrachten opvangen
Peestraining dus belangrijk
Vezels lopen parallel MAAR niet strak
3 regio’s in peesstructuur:
Musculatendineuze zone
Tendineuze zone
Osteotendineuze zone
Waar meeste werk om probleem in pees te verhelpen? In osteotendineuze zone (hoe distaler, hoe minder
doorbloed)
Collageenbundels:
65-85% = collageen (type I) bepaalt trekkracht pees
1-2% = elastine geeft elasticiteit aan pees
Wat gebeurt er als er veel elastine in de pees gaat zitten? Pees is stevig touw (touwtje trekken, mensen spier):
kracht overbrengen, als touw elastisch zou zijn: jojo-effect (kracht onmogelijk om deftig over te brengen)
Mechanische karakteristieken van peesweefsel:
1. Kracht vs verlenging
2. Kracht peesweefsel vs kracht spierweefsel
1. Kracht vs verlenging
1
, Pees ondergaat bepaalde verlengingen:
1) Toe-fase: kracht minimaal op pees, pees op
lengte zonder te rekken om later in
oorspronkelijke toestand terug te keren
2) Lineaire fase: kracht minimaal op pees, pees
op lengte met zekere rek om later in
oorspronkelijke toestand terug te keren
3) Strain fase: kracht steeds groter op pees, pees
op lengte met zekere beschadiging
(verstuiking, scheurtjes) failure
2. Kracht peesweefsel vs spierweefsel
Belasting die pees kan verdragen > belasting die spier kan produceren
Achillespees heeft niet veel overschot daardoor veel blessures
Spierpees 4-8x grotere belasting weerstaan, OPGELET: achillespees slechts 1,5x
Functie peesweefsel:
Trekkrachten overbrengen
- Soorten spierwerk:
Concentrische spiercontractie
o Elastisiteit zo klein mogelijk rendement zo hoog mogelijk
o Spier verkort
Plyometrische spiercontractie
o Spier op rek en dan verkorten (springen)
o Combinatie van excentrisch en concentrisch
o Excentrisch nodig (afstoot) om concentrisch hoger te kunnen eindigen
(springen)
o Goede techniek lenigheid optimaal
o Onvoldoende elasticiteit weerstand groter coördinatie lager
energieverbruik hoger
o Elasticiteit belangrijk voor snelheid, snelkracht en explosieve kracht
Oefentherapie:
Op lengte pees werken stijfheid daalt, elasticiteit blijft onveranderd
Op dikte pees werken sterkte stijgt, maar elasticiteit daalt (stijver)
PEESTRAINING:
HOE?
Stretching
- Effect stretching stijgt spier meer ontspannen
- Geen pijn
Actieve oefentherapie
- Excentrisch
Werken op elasticiteit en grotere opslagcapaciteit grotere belasting weerstaan
- Repetitief oefenen (30x of 40x)
Stimuleert doorbloeding
Collageensynthese
groot # herhalingen met laag gewicht bij zieke pees om revalidatie aan te vatte
2. Stabilisatie en evenwicht
2
, Verschil stabiliteit – evenwicht:
Stabiliteit:
- Gewrichtsniveau
- Proces waarbij ≠ spiergroepen een fixatie-functie uitoefenen
- Hoe stabieler een gewricht, hoe minder slijtage
Evenwicht(svermogen):
- Gehele lichaam
- Vermogen om lichaam in een toestand van evenwicht te behouden (statisch: turnen balk) of
na een beweging deze toestand herstellen (dynamisch: schaatsen)
Wendbaarheid:
- Vermogen om tijdens uitvoeren v sportieve beweging, op grond van waargenomen
veranderende situaties, het bewegingsprogramma a/d nieuwe situatie aan te passen
Oefeningen gelijken op elkaar, maar ander behandeldoel:
Vb. Evenwicht trainen op trampoline: ogen sluiten
Stabiliteit op linkerknie: kine zegt ‘vestig je aandacht op het niet bewegen van de knie’
Onderzoek van stabiliteit:
SEBT (Star Excursion Balance Test)
3. Proprioceptietraining
Proprio (zelf) + ceptie (waarneming) zelfwaarneming
Altijd patiënt bewust maken over welke regio we bezig zijn
2 soorten proprioceptie:
Statische proprioceptie= houdingszin (bewust zijn van stilhouden segment)
- Zitten, voor je kijken en nadenken in welk houding je rechtervoet is
- Stand en positie
Dynamische proprioceptie = bewegingszin (bewustwording van beweging)
- Beweeg linkerpink met topje van rechterduim en wijsvinger
- Snelheid en richting
Proprioceptoren:
Gewichtsreceptoren:
- Ruffini lichaampjes: kapsel snelheid en richting
- Paccini lichaampjes: kapsel snelheid en versnelling
- Golgi-apparaat: ligamenten stand en richting
- Vrije zenuwuiteinden: kapsel en ligamenten pijn
Spier-/peesreceptoren:
- Spierspoeltjes: spierbuik lengteverandering en snelheid van verandering
- Golgi-apparaat: spier-/peesovergang spanning
Huidreceptoren
Input verwerking output
Proprioceptie Hogere hersencentra Spieractiviteit
Visuele info (ogen) Spinale reflexen
Evenwichtsorgaan Hersenstam
Traint pas proprioceptie als men bewust is van de beweging
3