= die domeinen die zich niet richten tot elk middel afzonderlijk wel de organisatie als geheel
DRIE SOORTEN
1) Strategisch management
2) Organisatiemanagement
3) Cultuurmanagement
1 Strategisch management
- Definitie verschilt naargelang gehanteerde managementperspectief
3 managementsperspectieven:
1. KLASSIEKE/RATIONELE BENADERING
Strategie = opstelling en implementatie van een formeel plan dat beantwoordt
aan 4 kenmerken
i. Toekomstgericht plan met langetermijnfocus (binnen 2 à5 jaar wat
willen we zijn als bedrijf?)
ii. Geïntegreerd plan: de hele organisatie staat centraal
iii. Plan met expliciete omgevingsfocus : hoe positioneren tov de externe
omgeving
iv. Plan met expliciete en bewuste keuzes: ipv toevalligheden (strategie als
blauwdruk voor overige beslissingen en plannen in de org)
Doel van de strategie: LT overleven (strategie als garantie voor continuïteit,
slagkracht en succes v/d org)
Objectieve & neutrale strategie
Alleen de formele strategie bestaat
Activiteiten verlopen volgens Rationele activiteitencyclus: strategie komt tot
stand door een lineair sequentieel stappenplan (elke stap+vaste volgorde)
Afwijken reduceert kans op succes
1) Visie: ideaaltypische maatschappijbeeld waaraan de org een bijdrage
wenst te leveren via haar missie
Voor publieke en social profit orgs cyclus start hier
2) Formuleren Missie: verwijst naar e bestaansreden van de org
3) Strategische omgevingsanalyse: analyse van externe en interne
omgeving
(essentieel voor kwaliteitsvol strategisch plan)
4) Strategische doelen: doelen
Op LT
Op hele org
Op in omgevingsanalyse geïnventariseerde aandachtspunten
bewuste + weldoordachte keuzes
, wat wenst de onderneming gegeven de vorige zaken
te realiseren?
5) Strategische acties: funamentele keuzes over hoe de strategische
doelen zullen worden gerealiseerd
6) Strategie-implementatie: 3 deelfasen
a. Vertaling tactische & operationele doelen: totdat 1
consistente doelencascade ontstaat
b. Afstemming met organisatiestructuur + cultuur:
Andere keuzes inzakestructuur en te cultievren
waarden en normen naargelang andere doelen +
acties
c. Monitoring/controle: via ontwikkeling van strategisch
prestatiemeetsysteem
Periodiek herhalen op vaste tijdstippen : zo ontstaat continue/gestage
aanpassing van de strategie
Aansturing door topmanagement (kan wel luisteren naar andere
organisatieleden)
Rationele instrumentenkoffer: gestandaardiseerde set van erkende
kwaliteitsgaranderende instrumenten
i. Missie: zo el i houdelijke + or elijke riteria ereist oor goede
missieformulering)
ii. Strategische omgevingsanalyses: richtlijnen over welke info + hoe
eenduidig interpreteren (SWOT-analyse)
Strenghts, Weaknesses, Opportunities & Threats
iii. Strategische doelen (criteria) SMART criteria goede doelen voldoen
aan deze criteria
o Specifiek: bij formulering w gebruik gemaakt van concrete en
nauwgezet omschreven begrippen
o Meetbaar: er worden (gekwantificeerde) normen/streefwaardes
vooropgesteld zodat eht doel meetbaar wordt
o Aanvaardbaar: doel is niet strijdig met interne/externe wetten,
regle e te , ethis he pri ipes ,…
Soms uitgebreid met aanvaardbaar voor
stakeholders
o Realiseerbaar: org beschikt over juiste/ en of voldoende middelen
om het desbetreffende doel te kunnen realiseren