Hoofdstuk 2: Oligopolie
● 1. Kenmerken
- oligopolie = weinigen verkopen
- markt die veel voorkomt waarbij slechts enkele aanbieders tegenover vele vragers
- staan
- oligopolie → als marktaandeel van de 4 grootste aanbieders samen groter is dan 70%
- of als een beperkt aantal aanbieders de markt domineren
● 2. Prijsvorming
- de vragers zijn met velen → kunnen individueel geen invloed uitoefenen op marktprijs
- de aanbieders zijn met weinig → kunnen individueel de marktprijs wel beïnvloeden
- gedrag v/e onderneming kan de winst van andere ondernemingen beïnvloeden
- verkopen hangen niet enkel af van eigen prijs maar ook van prijs v/d concurrenten
- interactie tussen aanbieders kan leiden tot concurrentie maar ook tot samenwerking
○ 2.1 Concurrentie
- concurrentie tussen niet-samenwerkende oligopolisten → prijzenoorlog maar ook
- prijsstarheid of een v/d oligopolisten wordt prijsleider
- • als oligopolist prijs verlaagt → meer klanten aantrekken → verlies marktaandeel voor
- • andere aanbieders
- • kunnen reageren door prijs te verlagen → kleine toename v/d vraag
- • ⇒ prijzenoorlog
- concurrentie kan oligopolisten in zware moeilijkheden brengen:
- • prijzen kunnen zo sterk dalen dat hun kosten niet worden gedekt
- • kunnen elkaar blijven beklampen in concurrentiestrijd → allemaal verlies / failliet
- overblijvende producenten → steeds groter marktaandeel
- als prijzenoorlog aanhoudt → ontstaat markt waarbij 1 aanbieder overblijft
- als oligopolist prijzen verhoogt en andere aanbieders niet volgen → daling vraag en
- verlies marktaandeel
- door onzekerheid over reacties
- v/d andere aanbieders →
- oligopolist handhaaft prijs dikwijls
- op knikpunt v/d prijsafzetcurve
- prijsstarheid = aanbieders
- verkiezen om geen
- prijsconcurrentie te houden
- prijsconcurrentie kan beperkt
- blijven als markt door 1 grote
- onderneming wordt gedomineerd
- • kleinere ondernemingen stemmen prijs af op deze grote onderneming → laten prijs
- mee evolueren met prijs v/d prijsleider
- oligopolisten kunnen elkaar ook op andere manieren dan met de prijs beconcurreren:
, - ⇒ non-price competition = elkaar beconcurreren door imago, merk, kwaliteit,
reclame,...
○ 2.2 Samenwerking
- oligopolisten kunnen ook samenwerken → kartel → onderlinge concurrentie
- uitschakelen
- • prijskartel → spreken af om niet te verkopen tegen lagere prijs dan vooropgesteld
- • productiekartel → spreken af hoeveel elke ond. produceert en aanbiedt
- gevaar = de prijzen kunnen kunstmatig hoog blijven
- kartel gaat in tegen concurrentieprincipe → overheid treed er tegenop
● 3. Prijsvorming en welvaartsverlies bij oligopolie
- de optimale afzet (Q0) v/d oligopolist wordt bepaald met het snijpunt van MO en MK
- via punt van Cournot wordt de optimale prijs (P0) bepaald
- de optimale prijs ligt hoger dan de prijs op een competitieve markt
- de optimale hoeveelheid ligt lager
● 4. Verklaring v/d prijsvorming bij oligopolie met behulp v/d speltheorie
- speltheorie bestudeert het gedrag van mensen, ondernemingen of landen die
- strategische keuzes moeten maken
- situatie waarbij elke betrokkene bij het uitstippelen van zijn strategie rekening moet
- houden met de mogelijke reacties v/d anderen → spel
- • de ene speler is afhankelijk v/d beslissingen v/d ander
- • rationele spelers houden rekening met gevolgen van hun beslissing op gedrag van
- • andere
- de resultaten v/d strategische beslissingen → voorgesteld in een resultatenmix
- • resultaten kunnen in economische spellen bv. winst, marktaandeel of omzet zijn
- • geeft uitkomst weer voor elke speler en voor elke mogelijke combinatie v/d
- • strategieën
- soms zijn spellen gemakkelijk
- oplosbaar → vrij eenvoudig om
- te bepalen welke strategie
- beide spelers zullen kiezen
- iedere rationele speler kiest de
- beste reactie op de strategie
● 1. Kenmerken
- oligopolie = weinigen verkopen
- markt die veel voorkomt waarbij slechts enkele aanbieders tegenover vele vragers
- staan
- oligopolie → als marktaandeel van de 4 grootste aanbieders samen groter is dan 70%
- of als een beperkt aantal aanbieders de markt domineren
● 2. Prijsvorming
- de vragers zijn met velen → kunnen individueel geen invloed uitoefenen op marktprijs
- de aanbieders zijn met weinig → kunnen individueel de marktprijs wel beïnvloeden
- gedrag v/e onderneming kan de winst van andere ondernemingen beïnvloeden
- verkopen hangen niet enkel af van eigen prijs maar ook van prijs v/d concurrenten
- interactie tussen aanbieders kan leiden tot concurrentie maar ook tot samenwerking
○ 2.1 Concurrentie
- concurrentie tussen niet-samenwerkende oligopolisten → prijzenoorlog maar ook
- prijsstarheid of een v/d oligopolisten wordt prijsleider
- • als oligopolist prijs verlaagt → meer klanten aantrekken → verlies marktaandeel voor
- • andere aanbieders
- • kunnen reageren door prijs te verlagen → kleine toename v/d vraag
- • ⇒ prijzenoorlog
- concurrentie kan oligopolisten in zware moeilijkheden brengen:
- • prijzen kunnen zo sterk dalen dat hun kosten niet worden gedekt
- • kunnen elkaar blijven beklampen in concurrentiestrijd → allemaal verlies / failliet
- overblijvende producenten → steeds groter marktaandeel
- als prijzenoorlog aanhoudt → ontstaat markt waarbij 1 aanbieder overblijft
- als oligopolist prijzen verhoogt en andere aanbieders niet volgen → daling vraag en
- verlies marktaandeel
- door onzekerheid over reacties
- v/d andere aanbieders →
- oligopolist handhaaft prijs dikwijls
- op knikpunt v/d prijsafzetcurve
- prijsstarheid = aanbieders
- verkiezen om geen
- prijsconcurrentie te houden
- prijsconcurrentie kan beperkt
- blijven als markt door 1 grote
- onderneming wordt gedomineerd
- • kleinere ondernemingen stemmen prijs af op deze grote onderneming → laten prijs
- mee evolueren met prijs v/d prijsleider
- oligopolisten kunnen elkaar ook op andere manieren dan met de prijs beconcurreren:
, - ⇒ non-price competition = elkaar beconcurreren door imago, merk, kwaliteit,
reclame,...
○ 2.2 Samenwerking
- oligopolisten kunnen ook samenwerken → kartel → onderlinge concurrentie
- uitschakelen
- • prijskartel → spreken af om niet te verkopen tegen lagere prijs dan vooropgesteld
- • productiekartel → spreken af hoeveel elke ond. produceert en aanbiedt
- gevaar = de prijzen kunnen kunstmatig hoog blijven
- kartel gaat in tegen concurrentieprincipe → overheid treed er tegenop
● 3. Prijsvorming en welvaartsverlies bij oligopolie
- de optimale afzet (Q0) v/d oligopolist wordt bepaald met het snijpunt van MO en MK
- via punt van Cournot wordt de optimale prijs (P0) bepaald
- de optimale prijs ligt hoger dan de prijs op een competitieve markt
- de optimale hoeveelheid ligt lager
● 4. Verklaring v/d prijsvorming bij oligopolie met behulp v/d speltheorie
- speltheorie bestudeert het gedrag van mensen, ondernemingen of landen die
- strategische keuzes moeten maken
- situatie waarbij elke betrokkene bij het uitstippelen van zijn strategie rekening moet
- houden met de mogelijke reacties v/d anderen → spel
- • de ene speler is afhankelijk v/d beslissingen v/d ander
- • rationele spelers houden rekening met gevolgen van hun beslissing op gedrag van
- • andere
- de resultaten v/d strategische beslissingen → voorgesteld in een resultatenmix
- • resultaten kunnen in economische spellen bv. winst, marktaandeel of omzet zijn
- • geeft uitkomst weer voor elke speler en voor elke mogelijke combinatie v/d
- • strategieën
- soms zijn spellen gemakkelijk
- oplosbaar → vrij eenvoudig om
- te bepalen welke strategie
- beide spelers zullen kiezen
- iedere rationele speler kiest de
- beste reactie op de strategie