TOEPASSINGEN IN HET MENSELIJK LICHAAM
H3: ionaire verbindingen
Lichaamsvloeistoffen: bedraagt ongeveer 70% van de lichaamsmassa
- Extracellulaire vloeistof: 45% van het totale lichaamswater
Intercellulaire vloeistof= weefselvloeistof (80%)
Intravasculaire vloeistof= bloedplasma (20%)
- Intracellulaire vloeistof: 55% van het totale lichaamswater
Intracellulair water (ICW)= cytosol
Minerale zouten
Samenstelling van lichaamsvloeistoffen
- Organische bestanddelen
Glucose
Aminozuren
Vetzuren
Hormonen
Enzymen
- Anorganische bestanddelen
Na+
o Meest voorkomend kation in ECF
Spiercontractie
Transmissie van impulsen
Vloeistof- en elektrolytbalans
o In stand houden van membraanpotentiaal
o Speelt een rol bij vochtbalans van het lichaam
+
K
o Meest voorkomen kation in ICF
Rustpotentiaal membraan
Actiepotentiaal
Behoud van intracellulair volume
Regulatie pH
o In stand houden van membraanpotentiaal
o Speelt een rol bij vochtbalans van het lichaam
2+
Ca
o Onderdeel van botten en tanden
o Speelt een rol bij bloedstolling
o Speelt een rol bij spiercontracties
o Speelt een rol bij het vrijmaken van neurotransmitters
Cl-
o Meest voorkomend anion in ECF
Reguleert de osmotische druk
Vormt HCl in maagzuur
, PO43-
o Meest voorkomen anion in ICF
o Draagt bij tot het in balans houden van het zuur-base evenwicht
o Draagt bij tot het bewaren van de pH van lichaamsvloeistoffen
o Speelt een belangrijke rol bij energie-uitwisseling
o Belangrijk onderdeel van de botten
H+
o Speelt een rol bij de energiehuishouding
o Draagt bij tot het in balans houden van het zuur-base evenwicht
-
OH
o Draagt bij tot het in balans houden van het zuur-base evenwicht
HCO3-
o Draagt bij tot het in balans houden van het zuur-base evenwicht
o Draagt bij tot het bewaren van de pH van lichaamsvloeistoffen
NH4+
o Draagt bij tot het in balans houden van het zuur-base evenwicht
2+
Fe
o Vorming van rode bloedcellen
2+
Mg
o Speelt een belangrijke rol voor enzymen in het lichaam
-
I
o Staat in voor de aanmaak van schildklierhormoon
H4: moleculaire verbindingen
Lipide dubbellaag: celmembraan
- Hydrofiele kop
Fosfaat
Choline
- Hydrofobe staart: naar binnen tegen elkaar gericht (2/lipide)
Koolwaterstof-keten
zorgt voor passieve diffusie, waarbij grote, polaire moleculen en ionen niet binnen kunnen
Vitamines
- 13 vitamines
4 vetoplosbare (A, D, E, K)
o Zitten voornamelijk in het vet van voedingsmiddelen
o Kunnen in de weefsels van het lichaam worden opgeslagen
o apolair
9 wateroplosbare
o Zitten in het vocht dat in voedingsmiddelen zit
o Het lichaam kan deze niet goed opslaan, een teveel wordt afgescheiden via
de urine
o Polair (hoe meer N en O, hoe polairder)
H3: ionaire verbindingen
Lichaamsvloeistoffen: bedraagt ongeveer 70% van de lichaamsmassa
- Extracellulaire vloeistof: 45% van het totale lichaamswater
Intercellulaire vloeistof= weefselvloeistof (80%)
Intravasculaire vloeistof= bloedplasma (20%)
- Intracellulaire vloeistof: 55% van het totale lichaamswater
Intracellulair water (ICW)= cytosol
Minerale zouten
Samenstelling van lichaamsvloeistoffen
- Organische bestanddelen
Glucose
Aminozuren
Vetzuren
Hormonen
Enzymen
- Anorganische bestanddelen
Na+
o Meest voorkomend kation in ECF
Spiercontractie
Transmissie van impulsen
Vloeistof- en elektrolytbalans
o In stand houden van membraanpotentiaal
o Speelt een rol bij vochtbalans van het lichaam
+
K
o Meest voorkomen kation in ICF
Rustpotentiaal membraan
Actiepotentiaal
Behoud van intracellulair volume
Regulatie pH
o In stand houden van membraanpotentiaal
o Speelt een rol bij vochtbalans van het lichaam
2+
Ca
o Onderdeel van botten en tanden
o Speelt een rol bij bloedstolling
o Speelt een rol bij spiercontracties
o Speelt een rol bij het vrijmaken van neurotransmitters
Cl-
o Meest voorkomend anion in ECF
Reguleert de osmotische druk
Vormt HCl in maagzuur
, PO43-
o Meest voorkomen anion in ICF
o Draagt bij tot het in balans houden van het zuur-base evenwicht
o Draagt bij tot het bewaren van de pH van lichaamsvloeistoffen
o Speelt een belangrijke rol bij energie-uitwisseling
o Belangrijk onderdeel van de botten
H+
o Speelt een rol bij de energiehuishouding
o Draagt bij tot het in balans houden van het zuur-base evenwicht
-
OH
o Draagt bij tot het in balans houden van het zuur-base evenwicht
HCO3-
o Draagt bij tot het in balans houden van het zuur-base evenwicht
o Draagt bij tot het bewaren van de pH van lichaamsvloeistoffen
NH4+
o Draagt bij tot het in balans houden van het zuur-base evenwicht
2+
Fe
o Vorming van rode bloedcellen
2+
Mg
o Speelt een belangrijke rol voor enzymen in het lichaam
-
I
o Staat in voor de aanmaak van schildklierhormoon
H4: moleculaire verbindingen
Lipide dubbellaag: celmembraan
- Hydrofiele kop
Fosfaat
Choline
- Hydrofobe staart: naar binnen tegen elkaar gericht (2/lipide)
Koolwaterstof-keten
zorgt voor passieve diffusie, waarbij grote, polaire moleculen en ionen niet binnen kunnen
Vitamines
- 13 vitamines
4 vetoplosbare (A, D, E, K)
o Zitten voornamelijk in het vet van voedingsmiddelen
o Kunnen in de weefsels van het lichaam worden opgeslagen
o apolair
9 wateroplosbare
o Zitten in het vocht dat in voedingsmiddelen zit
o Het lichaam kan deze niet goed opslaan, een teveel wordt afgescheiden via
de urine
o Polair (hoe meer N en O, hoe polairder)